Grondwaterbelasting bij bronbemaling

Bij bouwprojecten is het nogal eens nodig om de bouwput droog te houden door middel van bronbemaling. Niet altijd staan corporaties en andere opdrachtgevers er bij stil dat dit kan leiden tot heffing van grondwaterbelasting. Zeker nu de wettelijke regeling per 1 januari 2011 is aangepast, is het zaak om met die belasting rekening te houden.

Grondwaterbelasting wordt geheven bij het onttrekken van grondwater aan de bodem, bijvoorbeeld door middel van een bronbemalingsinstallatie. Dat is geregeld in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Het tarief bedraagt € 0,1963 per kubieke meter onttrokken grondwater. Dat lijkt niet zoveel, maar bij een onttrekking van bijvoorbeeld 250.000 m³ grondwater is er € 49.075,- aan grondwaterbelasting verschuldigd. Bij projecten waarbij veel bronbemaling nodig is, kan de hoogte van de grondwaterbelasting dus flink oplopen.


Overigens geldt er wel een vrijstelling voor het drooghouden van een bouwput als de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m³ per maand én de onttrekking niet langer duurt dan vier aaneengesloten maanden. Let wel, de vrijstelling geldt alleen als aan beide voorwaarden wordt voldaan. Als er bijvoorbeeld gedurende vijf maanden bronbemaling wordt toegepast, geldt de vrijstelling niet, ook al zou er per maand minder dan 50.000 m³ grondwater worden weggepompt.

Grondwaterbelasting wordt geheven van de “houder van de inrichting”
In de Wbm is bepaald dat de grondwaterbelasting wordt geheven van de “houder” van de “inrichting” waarmee de bronbemaling plaatsvindt. In het verleden is er veel geprocedeerd over de vraag wie nu precies de “houder van de inrichting” was. In de praktijk werden namelijk grondeigenaren/opdrachtgevers maar ook aannemers door de belastingdienst aangeslagen voor de grondwaterbelasting. De Hoge Raad heeft uiteindelijk in 2009 uitgemaakt dat de houder van de inrichting degene is die ten tijde van de onttrekking de feitelijke macht heeft over de bronbemalingsinstallatie – en dat is in de praktijk de aannemer of het bronbemalingsbedrijf. Maar daarmee was de kous niet af.

Sinds 1 januari 2011 is precies beschreven wie “houder van de inrichting” is
Per 1 januari 2011 is namelijk de Wbm gewijzigd, en is precies beschreven wie nu wordt aangemerkt als “houder van de inrichting”. Met ingang van 2011 is dat:

  • degene aan wie de vergunning is verleend voor de onttrekking van het grondwater (als er voor de onttrekking een vergunning nodig is van het waterschap); dan wel;
  • degene die (op grond van de Waterwet) melding heeft gedaan van de onttrekking bij het waterschap; en in overige gevallen;
  • degene ten behoeve van wie de onttrekking plaatsvindt.

Met ingang van 2011 wordt de grondwaterbelasting dus niet meer geheven van degene die de feitelijke macht over de bronbemalingsinstallatie heeft, maar van de vergunninghouder, de melder of “degene ten behoeve van wie de onttrekking plaatsvindt”. Daarmee is echter nog niet zonder meer duidelijk of de grondwaterbelasting nu voor rekening komt van de opdrachtgever of toch van de aannemer.

Opdrachtgevers doen er dus goed aan om duidelijk vast te leggen wie – en op wiens naam - de onttrekkingsvergunning wordt aangevraagd c.q. de onttrekkingsmelding wordt gedaan. Als er voor de bronbemaling een vergunning nodig is, wordt de vergunningsaanvraag in de praktijk vaak door de aannemer namens zijn opdrachtgever verzorgd. Als de vergunning dan op naam van de opdrachtgever komt te staan, is die dus belastingplichtig voor de grondwaterbelasting. Dat heeft dan ook bijkomende gevolgen voor de opdrachtgever.

Degene die belastingplichtig is voor de grondwaterbelasting moet namelijk een administratie bijhouden waarin precies is vastgelegd hoeveel kubieke meter grondwater er wordt onttrokken (tenzij de onttrekking niet langer dan twee aaneengesloten maanden zal duren en de pompcapaciteit van de inrichting minder dan zestig m³ per uur bedraagt). Dat moet worden bijgehouden per bronbemalingsinstallatie. Bovendien moet er worden gemeten met nauwkeurige watermeters. Op basis van die administratie wordt bepaald of, en zo ja, hoeveel grondwaterbelasting er is verschuldigd.


Als die administratieverplichting niet wordt nagekomen, kan de belastingdienst op basis van schattingen de hoogte van de grondwaterbelasting gaan bepalen. Bovendien kan er een boete worden opgelegd voor het niet nakomen van de administratieverplichting.

Als de vergunning of de melding op naam van de opdrachtgever komt te staan, moet die er dus ook voor zorgen dat er een goede administratie wordt bijgehouden. Daarover zal de opdrachtgever dus goede afspraken met de aannemer (of het bronbemalingsbedrijf) moeten maken.

Om het extra ingewikkeld te maken, bestaan er ook nog eens twee soorten belasting die betrekking hebben op onttrekking van grondwater: naast de grondwaterbelasting die wordt geheven door de belastingdienst op grond van de Wbm bestaat er ook nog grondwaterheffing die door de provincie kan worden geheven op grond van de Waterwet. Bij bronbemaling kunnen deze beide soorten belasting tegelijkertijd worden geheven! Ook voor de grondwaterheffing bestaan trouwens weer vrijstellingen, maar die verschillen per provincie.

Kortom, het is raadzaam dat opdrachtgevers stilstaan bij de mogelijke heffing van grondwaterbelasting (en grondwaterheffing) bij projecten waarbij bronbemaling wordt toegepast. Om onaangename fiscale verrassingen achter te voorkomen, zullen daarover heldere afspraken met de aannemer gemaakt moeten worden.

Hans van Doesburg

Dit artikel is verschenen in Recht in Huis. Recht in Huis is de nieuwsbrief die VBTM Advocaten 4 maal per jaar uitgeeft voor bestaande en toekomstige cliënten. Door deze nieuwsbrief wordt u op de hoogte gehouden van de relevante ontwikkelingen op de rechtsgebieden waarmee woningcorporaties en andere vastgoedbeheerders het meest te maken hebben. U kunt zich voor de Recht in Huis aanmelden door een e-mail te sturen naar hier inzien.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten