Veegwet wonen in werking

Op 1 juli 2017 treedt de Veegwet wonen in werking. Per die datum wijzigen de Woningwet en het BTIV. De wet leidt tot een verruiming van het werkgebied van de woningcorporaties. De wijziging brengt ook mee dat statuten moeten worden aangepast. Voorts worden ook wat omissies in de wet gecorrigeerd. In dit artikel een korte toelichting op enkele wijzigingen.

afbeelding-jm.jpg

Uitbreiding werkgebied

Werkzaamheden voor corporaties en verbonden ondernemingen

Artikel 45 lid 2 van de Woningwet regelt het werkgebied van de corporatie en de met haar verbonden onderneming. Het gebied van de volkshuisvesting omvat o.a. het doen bouwen en verwerven van (voor permanent verblijf bedoelde) woningen, alsmede toewijzen, verhuren, verkopen en slopen daarvan. Met ingang van 1 juli 2017 mogen corporaties (1) die werkzaamheden – gebruikelijk aangeduid als beheer – ook gaan verrichten voor andere corporaties (en daarmee verbonden ondernemingen), inclusief het in stand houden en treffen van voorzieningen aan die woningen (2). Nu de wet spreekt over ‘verbonden ondernemingen’ brengt dat met zich dat die werkzaamheden vanaf dan zowel voor een (verbonden) BV als voor een (verbonden) stichting verricht mogen worden. Voordeel van deze verruiming is dat corporaties (3) die werkzaamheden voortaan kunnen verrichten zonder oprichting van een samenwerkingsvennootschap. Ook hoeft de corporatie (of met haar verbonden onderneming) waarvoor de werkzaamheden verricht worden, niet langer aandeelhouder van de verbonden onderneming zijn. Vanaf 1 juli 2017 mogen corporaties (4) ook weer diensten verlenen ten behoeve van de bedrijfsvoering of administratie van andere met haar verbonden ondernemingen of voor andere corporaties (5), waaronder de toewijzing van woningen (artikel 45 lid 2 sub j.). Daarnaast mogen zij diensten verlenen ten behoeve van de administratie van huurdersorganisaties of bewonerscommissies (artikel 45 lid 2 sub k. Woningwet). Laatstgenoemde werkzaamheden (onder sub j. en k.) worden daarbij aangemerkt als DAEB-werkzaamheden, voor zover verricht door een toegelaten instelling voor een andere toegelaten instelling en die werkzaamheden noodzakelijkerwijs voortvloeien uit andere DAEB-werkzaamheden. 

Werkzaamheden t.a.v. bezit derden

De wet biedt vanaf 1 juli 2017 ook de mogelijkheid dat corporaties (en verbonden ondernemingen) werkzaamheden kunnen verrichten ten aanzien van bezit van derden (niet-woningcorporaties). Echter alleen ten aanzien van specifiek in de wet genoemde werkzaamheden en alleen met ministeriële goedkeuring. Deze uitbreiding omvat onder meer de verhuur van panden van derden op basis van een dienstverleningsovereenkomst, waarbij de corporatie tegen vergoeding de verhuur van een gebouw regelt (administratie, regelen klein onderhoud, innen huren), voor rekening en risico van de eigenaar. Ook is het mogelijk om gebouwen van derden te huren op basis van een zuivere huurconstructie, met als oogmerk daarin gelegen woonruimten door middel verhuur aan woningzoekenden ter beschikking te stellen. In dat geval zijn huur en exploitatie uiteraard voor rekening van de corporatie. De voorwaarden waaronder deze werkzaamheden kunnen worden verricht zijn nader uitgewerkt in het BTIV. 

Bestuur, Raad van Commissarissen en statuten

De Veegwet wonen leidt ook tot wijziging van enkele bepalingen die gelden voor bestuur en toezichthoudend orgaan. Zo wijzigt de terminologie van de wet (Raad van Toezicht wordt Raad van Commissarissen) en worden de onverenigbaarheden voor leden van het bestuur op een punt iets versoepeld. Beschikt een woningcorporatie niet over een huurdersorganisatie in de zin van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV), dan berust het voordrachtsrecht voor (een) huurderszetel(s) in de Raad van Commissarissen voortaan bij de bewonerscommissie. Eerst bij het ontbreken daarvan krijgen de huurders van de corporatie een voordrachtsrecht. Corporaties zijn verplicht deze wijzigingen voor 1 januari 2019 in hun statuten te verwerken. 

Specifiek voor verenigingen bepaalt de wet vanaf 1 juli 2017 dat de Raad van Commissarissen verplicht is ten aanzien van besluiten waarvoor de bestuurder statutair goedkeuring van de raad behoeft, voorafgaand aan hun besluit, daarover advies in te winnen bij de ledenvergadering van de vereniging. Dat geldt tevens voor een besluit inhoudende de benoeming van een bestuurder. Mocht de raad besluiten de zienswijze van de ledenvergadering niet op te volgen, dan dient de raad aan te geven waarom zij van dit advies afwijkt. Deze adviesverplichting zadelt verenigingen met veel extra werk op, terwijl de vraag is of ledenvergaderingen voldoende zijn toegerust om over dergelijke besluiten een inhoudelijk advies te kunnen geven. Dat geldt temeer nu die besluiten veelal ook onderwerp zijn van overleg met de huurdersorganisatie op grond van de WOHV. 

Voor informatie over dit artikel kunt u contact opnemen met Jos van den Mosselaar of Hans van Doesburg.

(1) Daartoe wordt ook de met haar verbonden onderneming gerekend.

(2) Uit het gewijzigde BTIV (Stb 2017, 240) blijkt dat er op dit punt voor de t.i. wel beperkingen gelden.

(3) Zie noot 1.

(4) Zie noot 1.

(5) Zie noot 1.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten