Voorkomt vrijwillig vertrek door een huurder een burgemeesterssluiting?

Op grond van artikel 13b Opiumwet is een burgemeester gerechtigd tot sluiting van een woning als in die woning drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. Vaak besluiten huurders, nadat in een door hen gehuurde woning drugs zijn aangetroffen, vrijwillig – voorafgaande aan de bestuurlijke sluiting van hun woning – te vertrekken.

180226-afbeelding-jm-burgemeesterssluiting.jpg

Meestal sluit de burgemeester daarna toch nog de woning. Voor verhuurders betekent dat veelal een aanzienlijke financiële strop. Recent hebben twee woningcorporaties een dergelijke sluiting aangevochten; in hun opvatting was sluiting niet meer nodig. Alhoewel de bestuursrechter hen in eerste instantie in het gelijk stelde, oordeelde de Raad van State in hoger beroep anders. 

Beleidsregels

De burgemeester kan de wijze waarop hij van zijn bevoegdheid ex artikel 13b Opiumwet gebruik maakt, vastleggen in beleidsregels. In de praktijk maken burgemeesters daar veel gebruik van. In die regels legt de burgemeester dan vast welke gevallen van ‘handelen in strijd met de Opiumwet’ hij onderscheidt (handel in hard- of softdrugs; eerste of volgende keer; e.a.) en welke maatregel hij voornemens is te treffen in geval strijdig handelen met de Opiumwet wordt vastgesteld. Afhankelijk van het type aangetroffen drugs (en of er sprake is van een herhaling) vindt sluiting in de regel plaats voor een periode, variërend tussen 3 en 12 maanden. Sluiting heeft onder meer het oogmerk ‘de loop’ naar een woning eruit te halen. Indien de sluiting een huurwoning betreft is de verhuurder gerechtigd de huurovereenkomst zonder tussenkomst van de rechter te ontbinden. In een eerder artikel schreven wij al over ontbinding van de huurovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst. 

Maatregelen verhuurders

Als de burgemeester het voornemen tot sluiting bekend heeft gemaakt, vraagt de verhuurder in de regel aan de huurder ‘of hij bereid is vrijwillig te vertrekken’. In veel gevallen gebeurt dat ook. In de twee procedures die ik hier behandel, waren de huurovereenkomsten vrijwillig beëindigd, de huurders vertrokken, de sleutels ingeleverd, de woningen leeg en ontruimd én waren de huurders bovendien op een sanctielijst geplaatst. Toch leidde deze actie van de corporaties er niet toe, dat de burgemeester van sluiting afzag. 

Het rechterlijk oordeel

De corporaties betoogden bij de rechter dat met hun actie jegens de huurders het doel van de beleidsregels bereikt was en dat sluiting van de woningen geen toegevoegde waarde meer had. De sluiting werd door de corporaties als een strafsanctie ervaren. Hoewel de corporaties in eerste aanleg in het gelijk werden gesteld, oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep anders. De Afdeling stelt1 dat een (bestuurlijke) sluiting van een woning strekt tot beëindiging en voorkoming van overtreding van de Opiumwet, zoals die overtreding door de burgemeester is vastgesteld. Als een besluit van de burgemeester zich daartoe beperkt, dan is een sluiting louter een herstelsanctie. 

De Afdeling: ‘Zichtbare sluiting van een woning door de burgemeester is voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen. Die signaalfunctie is met name van belang in de voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijken waarin de betrokken woningen liggen, aangezien zichtbare sluiting door het bevoegd gezag bij buurtbewoners tot een grotere meldingsbereidheid leidt’

Het effect van een dergelijke herstelsanctie reikt in de opvatting van de Afdeling verder dan hetgeen de betrokken verhuurders met hun actie hadden bereikt. Hoewel op grond van de wet sprake kan zijn van zodanige ‘bijzondere omstandigheden’, dat de burgemeester dient af te zien van handelen overeenkomstig de beleidsregel2, kon de actie van de verhuurders in de opvatting van de Afdeling niet als een zodanige omstandigheid worden aangemerkt. 

Conclusie

Het gegeven dat verhuurders er – in gevallen van overtreding van de Opiumwet – in slagen de betrokken huurders vrijwillig te doen vertrekken (en tevens sanctiemaatregelen jegens hen treffen) leidt er niet toe dat burgemeesters van sluiting van een woning behoeven af te zien. De sluitingsbevoegdheid van de burgemeesters – op grond van artikel 13b Opiumwet – heeft in de opvatting van de Afdeling een andere (eigen) functie, gericht op het voorkomen van verdere overtreding van de wet in de betrokken woningen. Mochten verhuurders van mening zijn, dat aan de doelstelling van de beleidsregels al is voldaan voordat de periode van sluiting voorbij is, dan kunnen zij – aldus de Afdeling – altijd een verzoek aan de burgemeester doen om de sluiting op te heffen. 

Bij vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met Jos van den Mosselaar.

______________________________________
1 ABRvS 20 december 2017 ECLI:NL:RVS:2017:3481
2 ABRvS 26 oktober 2016 ECLI:NL:RVS:2016:2840

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten