Warmtewet: ingrijpende wijzigingen staan op stapel

Onlangs heeft Minister Kamp aangekondigd dit jaar de Warmtewet ingrijpend te willen aanpassen. De evaluatie van de Warmtewet heeft maar liefst 23 “knelpunten” opgeleverd. Vooral voor woningcorporaties en andere gebouw-eigenaren die ook warmte leveren gloort er hoop op een administratieve lastenverlichting. Wat verandert er en wanneer gaat dit gebeuren?

warmtewet.jpg

De Warmtewet heeft sinds de inwerkingtreding (per 1 januari 2014) geleid tot hoofdbrekens bij corporaties en leveranciers van warmte. De wet leek vooral geschreven te zijn voor grote stadsverwarmingsleveranciers en niet voor gebouweigenaren die een collectieve verwarmingsinstallatie of een duurzame warmte-installatie (bijvoorbeeld WKO) exploiteren. De minister heeft dit in 2014 en 2015 meermalen erkend en beloofd de wet te zullen evalueren. Onlangs heeft de minister het evaluatierapport aan de Tweede Kamer toegestuurd.

Welke knelpunten zijn er?

In het rapport worden 23 knelpunten van de Warmtewet geïdentificeerd die uiteenlopen van onduidelijkheid in de definities tot onvrede met het tariefsysteem van de Warmtewet. Bij de onvrede over het tarievensysteem gaat het bijvoorbeeld om de vergoeding voor de afleverset die onduidelijk is, of om het feit dat de tarieven voor koude in de wet niet zijn geregeld. Daarnaast blijkt dat de wet teveel administratieve verplichtingen oplegt aan de eigenaar van een gebouw die warmte produceert of warmte van de stadsverwarming slechts doorlevert.

Wat gaat er veranderen?

In het evaluatierapport wordt voorgesteld een onderscheid te maken tussen de gebiedsgebonden warmteleverancier en de gebouwgebonden warmteleverancier. Met deze laatste categorie wordt bedoeld de eigenaar van een gebouw die zelf warmte produceert (bijvoorbeeld bij een collectieve of een duurzame warmte-installatie) of die de warmte doorlevert van de gebiedsgebonden leverancier (bijvoorbeeld bij stadsverwarming). De woningcorporatie die warmte aan huurders levert is vrijwel altijd de gebouwgebonden leverancier.

Het voorstel is nu de administratieve lasten voor de gebouwgebonden leverancier aanmerkelijk te verlichten. Voorgesteld wordt de eisen rondom de storingscompensatie, het voeren van een integrale boekhouding voor de installatie en de aparte schriftelijke leveringsovereenkomst voor hen te laten vervallen. Met name het laten vervallen van de storingscompensatie zou een ingrijpende verbetering zijn voor woningcorporaties. Immers, nu verplicht de Warmtewet de energieleverancier ertoe een vergoeding te betalen aan de afnemer wanneer langer dan 4 uur geen warmte wordt geleverd. Deze vergoeding bedraagt € 35,-- bij een onderbreking van 4 tot 8 uur, te vermeerderen met € 20,-- voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. De vergoeding moet aan iedere afnemer worden betaald. Wanneer door onvoorziene omstandigheden een complex met 100 woningen een etmaal niet kan worden verwarmd leidt de compensatievergoeding al snel tot vele duizenden euro’s schade voor de corporatie die zij veelal niet kan verhalen maar zelf zal moeten dragen.

Het vervallen van de storingscompensatie voor woningcorporaties lijkt ons ook redelijk. Een huurder heeft via de huurovereenkomst voldoende mogelijkheden op te treden wanneer de warmtelevering waartoe de verhuurder verplicht is niet plaatsvindt.

Wanneer verandert dit?

De minister heeft aangegeven nog voor de zomer een eerste wetsvoorstel ter consultatie aan te bieden aan de markt. Daarbij gaat het om een internetconsultatie. De reacties daarop zullen leiden tot een wetsvoorstel dat de minister eind 2016 wil aanbieden aan de Tweede Kamer. Hoe lang het dan nog gaat duren voor de wet in werking treedt is moeilijk te voorspellen. Het lijkt er echter wel op dat de urgentie van de knelpunten in de Warmtewet nu ook tot de politiek is doorgedrongen.

Heeft u vragen en/of wilt u meer informatie dan kunt u contact opnemen met mr. Marco de Boer.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten