De esthetiek van een schotelantenne

Schotelantennes, hoe zit dat ook al weer? De meeste verhuurders zien liever geen schotelantennes aan hun gevels of op hun daken verschijnen. Los van kwesties als veiligheid, zijn verhuurders vaak bevreesd voor het ontsierende effect van een schotelantenne. Dit is niet een louter esthetische afweging: ontsiering kan leiden tot verloedering en heeft dus te maken met leefbaarheid.

Niet zichtbaar
In de meeste huurovereenkomsten of in de daarbij horende voorwaarden is daarom opgenomen dat het de huurder zonder voorafgaande toestemming niet toegestaan is een antenne te plaatsen. Aan toestemming wordt dan vaak de voorwaarde verbonden dat een schotel niet zichtbaar is vanaf de straat, bijvoorbeeld achter een balkonrand. Verhuurders ontlenen de bevoegdheid om regels voor het plaatsen van schotels op te leggen aan artikel 7:215 lid 5 BW. Daarin is bepaald dat het ‘klusrecht’ van de huurder ophoudt waar het de buitenzijde van het gehuurde betreft.

Recht
In de praktijk blijken sommige huurders nogal gehecht aan een schotel, en er bestaat ondertussen een rijke jurisprudentie over de vraag of een verhuurder in een concrete situatie mag eisen dat een schotel verwijderd wordt of niet. Het argument dat huurders in dergelijke geschillen vrijwel altijd naar voren brengen is dat zij op grond van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) recht hebben op een schotel. In artikel 10 van het EVRM is de vrijheid van meningsuiting gegarandeerd, en daaronder valt volgens het Europees Hof van de Rechten van de Mens ook de vrijheid om informatie te vergaren.

Belang huurder en verhuurder
Dit recht op vrije informatiegaring is niet absoluut, en in de praktijk leidde het gesteggel tussen huurder en verhuurder over een schotel veelal tot een belangenafweging door de rechter. De vraag hierbij was dan wat in een specifiek geval zwaarder moest wegen: het belang van de huurder om de informatie te ontvangen via de schotel, of het belang van de verhuurder om diens beleid te handhaven dat vaak mede gebaseerd was op esthetische overwegingen (het voorkomen of terugdringen van de gevreesde verloedering).

Europese uitspraak
Op 16 december 2008 deed het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) een belangrijke uitspraak over de schotelantennes[1]. In die uitspraak, die speelde in Zweden, oordeelde het EHRM in het voordeel van de huurder: diens belang om de informatie van zijn keus te ontvangen woog hier zwaarder dan de belangen van de verhuurder. Onder meer het beroep van de verhuurder op esthetische gronden werd daarbij terzijde geschoven: het hof achtte esthetische afwegingen niet van enig belang. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de huurder in dit geval woonachtig was, aldus het EHRM, in een woonkazerne zonder enige “esthetische aspiraties” in een Stockholmse buitenwijk.

Positie huurder versterkt
Er is naar aanleiding van deze uitspraak van het EHRM wel gesteld dat dit tot gevolg zou hebben dat de positie van huurders met een schotelwens versterkt werd. De belangenafweging die in de Nederlandse rechtspraak al jarenlang toegepast werd zou in het voordeel van de huurder verschuiven, omdat het esthetische argument van de verhuurder minder of zelfs geen gewicht in de schaal zou kunnen leggen.

Hoge Raad
Uit de uitspraken van Nederlandse rechters die ná de uitspraak van het EHRM gewezen zijn bleek echter geen duidelijke verschuiving in het voordeel van de huurder. Dit wordt nu ook bevestigd in een recente uitspraak van de Hoge Raad van 21 december 2012[2]. In deze uitspraak geeft de Hoge Raad zelf weliswaar geen inhoudelijk oordeel over het toestaan van de schotelantenne, maar wijst het cassatieberoep van de huurder tegen het oordeel van het Hof Den Haag[3] zonder nader toelichting af. Dit betekent dat de Hoge Raad het zonder nadere toelichting eens is met het hof, en met de conclusie van de Advocaat-Generaal (de adviseur van de Hoge Raad). En het Hof Den Haag en de Advocaat-Generaal hebben wel een oordeel over de esthetische argumenten.

Ontsierend en Stigmatiserend
Zo overweegt het hof onder meer dat het een feit van algemene bekendheid is dat schotelantennes aan de buitengevel van woningen een ontsierend en veelal stigmatiserend beeld opleveren, en dat dit risico op verloedering van de leefomgeving oplevert, met alle negatieve gevolgen van dien. Het algemene oordeel dat schotelantennes ontsierend zijn, kon voor de Hoge Raad dus door de beugel. De Advocaat-Generaal beschouwt dit als een min of meer persoonlijke waardering van de ontsierende waarde van schotelantennes. Een dergelijke waardering kan niet bewezen of onderbouwd worden. Dit heeft tot gevolg dat een verhuurder de stelling dat een schotel ontsierend is niet hoeft te bewijzen.

Esthetische argumenten
De Advocaat-Generaal gaat ook in algemene zin in op de waarde van esthetische argumenten. Dat het EHRM in de Zweedse zaak oordeelde dat het esthetische argument geen gewicht in de schaal legde, maakt niet dat dit argument in andere gevallen evenmin van belang is. Integendeel, aldus de Advocaat-Generaal: juist uit het feit dat het EHRM het van belang achtte dat de huurder woonde in een woonkazerne zonder esthetische aspiraties, kan worden afgeleid dat dit argument wel van (groot) belang is als de huurder in een gebouw woont dat wel degelijk (enige) esthetische aspiraties heeft. Uit de conclusie van de Advocaat-Generaal kan verder worden afgeleid dat dit in Nederland vaak het geval zal zijn, aangezien de door het EHRM genoemde ‘tenement houses’, oftewel woningen die min of meer verpauperd zijn, hier zeldzaam zijn.

Schotelantenne is ontsierend
De slotsom luidt dat verhuurders die geconfronteerd worden met een hun onwelgevallige schotelantenne aan de gevel van hun pand, nog altijd een beroep kunnen doen op het argument dat een schotelantenne ontsierend is. De Zweedse zaak heeft geen ingrijpende gevolgen gehad en de positie van huurders niet versterkt.

Rogier Goeman

Dit artikel is tevens geplaatst op CorporatieNL. De specialisten van VBTM schrijven regelmatig artikelen voor deze website.


[1] EHRM 16 december 2008, nr. 23889/06, Mustafa en Tarzibachi tegen Zweden

[2] Hoge Raad 21 december 2012, LJN BY2583

[3] Hof ’s-Gravenhage 6 september 2011, LJN BS8895

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten