Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) in werking getreden. Concreet betekent dat, dat de initiatiefnemer van een bouwproject voortaan maar één vergunning behoeft: de zogenoemde omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning integreert 25 toestemmingen voor activiteiten in de fysieke leefomgeving (zoals die in de Wet milieubeheer, Woningwet, Wet ruimtelijke ordening, Monumentenwet 1988). Daarnaast is er sprake van integratie van samenhangende procedurele aspecten, zoals de indieningsvereisten, inspraak, bezwaar en beroep. De aanvrager behoeft maar één aanvraag voor zijn project in te dienen, de aanvraag wordt door één bevoegd gezag beoordeeld, doorloopt één procedure (de reguliere of de uitgebreide voorbereidingsprocedure) en er is één procedure van rechtsbescherming. Voldoet een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning aan het bestemmingsplan en wordt niet tijdig op de aanvraag beslist, dan beschikt de aanvrager in de regel over een vergunning van rechtswege. Verder biedt de wet de mogelijkheid zogenoemde deelvergunningen aan te vragen of een vergunning gefaseerd aan te vragen.
Naast deze voordelen kent de WABO ook nadelen. Nu alle toestemmingen in één wet zijn opgenomen is het lastiger te beoordelen of men in aanmerking komt voor een omgevingsvergunning. Beschikt men over een omgevingsvergunning dan kan men niet meteen aan de slag. De wet bepaalt dat de omgevingsvergunning eerst van kracht wordt nadat de beroepstermijn is verstreken. Wordt tijdens de beroepstermijn een voorlopige voorziening gevraagd dan treedt de vergunning pas in werking nadat op dat verzoek (afwijzend) is beslist. In gevallen waarin afgeweken gaat worden van het bestemmingsplan kan met de gehele procedure circa 50 weken gemoeid zijn.
Wilt u meer weten over dit onderwerp neem dan contact op met de heer mr. P.A. Kok.