Omgevingswet

Nederland kent talloze wetten en regels die gelden voor de fysieke leefomgeving. De eerste dateert uit 1810 en in de loop der jaren zijn als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen nieuwe bijgekomen en oude aangepast. Als gevolg daarvan is een onoverzichtelijk woud aan wetten en regels ontstaan waarin het nog maar moeilijk is je weg te vinden. In dit woud dient elke wet of regel zijn eigen deelbelang waardoor deze vaak niet goed op elkaar aansluiten. Daarmee staat de wet- en regelgeving vaak in de weg van de ontwikkeling van innovatieve en duurzame initiatieven.

Dat kan ‘eenvoudiger en beter’, aldus Den Haag. Onder het motto “ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit” integreert de Omgevingswet zo’n 26 wetten en 120 Algemene maatregelen van bestuur op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen onderwerpen als bouwen (Wabo), ruimtelijke ordening (Wro), milieu, monumentenzorg en natuur. De Omgevingswet gaat uit van een integrale benadering van belangen die spelen bij de fysieke leefomgeving. De omgevingswet kent de volgende zes instrumenten:

Omgevingsvisie

In de Omgevingswet zijn Rijk en provincies verplicht elk een omgevingsvisie vast te stellen. In die omgevingsvisie moet het bestuursorgaan integraal en in samenhang de lange termijnvisie weergeven op de onderwerpen die spelen in de fysieke leefomgeving, zoals ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, water, milieu en cultureel erfgoed. Het is de bedoeling daarmee in een vroeg stadium de kaders te stellen en overzicht te krijgen van de noodzakelijke en gewenste ontwikkelingen op het grondgebied van het bestuursorgaan. De omgevingsvisie is voor het bestuursorgaan bindend. Gemeenten zijn niet verplicht een omgevingsvisie vast te stellen maar kunnen dat wel vrijwillig doen.

Programma

De doelen die de bestuursorganen zichzelf hebben gesteld in de omgevingsvisie kunnen concreet gemaakt worden in programma’s. Een programma is niet integraal maar gericht op het halen van beleidsdoelen voor bepaalde omgevingswaarden, bijvoorbeeld milieunormen. In een programma kunnen projecten worden opgenomen die van start kunnen gaan omdat in het programma aannemelijk is gemaakt dat een aanvankelijke overschrijding van de normen ergens anders in het programma wordt gecompenseerd. Het programma is daarmee dus voor die specifieke omgevingswaarde een sluitend geheel die aan het einde ervoor moet zorgen dat aan de gestelde normen zal worden voldaan. Een voorbeeld van een al bestaand programma is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit waarin op programmatische basis wordt omgegaan met de normen voor luchtkwaliteit.

Decentrale  regels

De Omgevingswet schrijft voor dat gemeenten, provincies en waterschappen hun regels die gelden voor de fysieke leefomgeving vastleggen in decentrale regels. Gemeenten kunnen dat doen in één of meerdere omgevingsplannen. Provincies en waterschappen kunnen dat doen in een provinciale omgevingsverordening respectievelijk een waterschapsverordening.

omgevingswet.jpg

Het doel hiervan is de overzichtelijkheid en de onderlinge samenhang te vergroten. Op dit moment is bijvoorbeeld de wet- en regelgeving op gemeentelijk niveau nog versnippert in onder andere bestemmingsplannen, kapverordeningen en monumentenverordeningen. De decentrale regels moeten aan die versnippering een einde maken.

Algemene  Rijksregels

Via algemene Rijksregels kan het Rijk aan de voorkant regels stellen aan activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Daar waar algemene Rijksregels worden gesteld, is een vergunningenstelsel niet meer nodig. Dat moet voorkomen dat initiatiefnemers steeds via een vergunningaanvraag toestemming moeten vragen aan een bestuursorgaan. Daar waar nodig kunnen algemene regels worden aangevuld met een meldingsplicht.

Omgevingsvergunning

In de Omgevingswet komt de omgevingsvergunning in aangepaste en bredere vorm weer terug. De omgevingsvergunning uit de Wabo bundelde al de vergunningen uit bouw, milieu, cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. In de Omgevingswet wordt daar nu ook de vergunningen uit water, ontgrondingen, rijkswaterstaatwerken, het spoor, de luchtvaart, archeologie en monumenten aan toegevoegd. Ook de vergunningen voor beschermde gebieden en soorten zullen in de Omgevingswet aan de omgevingsvergunning worden toegevoegd.

Projectbesluit

Voor projecten waarmee een bovengemeentelijk, bovenregionaal of waterstaatsbelang is gemoeid, wordt in de Omgevingswet het projectbesluit in het leven geroepen. Dit projectbesluit komt in de plaats van vijf sectorale besluiten, te weten het tracébesluit, het projectbesluit Waterwet, het inpassingsplan en de coördinatieprocedure uit de Wro en de coördinatieprocedure uit de Ontgrondingenwet. Het projectbesluit kan alle toestemmingen bevatten die nodig zijn voor een bepaald project maar het is ook mogelijk zogenaamde uitvoeringsbesluiten zoals de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op een later moment aan te vragen.   

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet en op 22 maart 2016 heeft ook de Eerste Kamer daarmee ingestemd. Er wordt nu gewerkt aan de uitvoeringsregelgeving, de aanvullingswetten en de invoeringsregelgeving. Het is de bedoeling de Omgevingswet in 2018 in werking te laten treden.

Deel dit artikel op LinkedIn:
Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten