Meer ruimte voor verduurzamingsopgave in het voorstel tot wijziging van de Woningwet

Op de laatste dag voor het Kamerreces diende de minister van Binnenlandse Zaken een voorstel in voor de wijziging van de Woningwet. De voorgedragen wijzigingen vinden hun oorsprong in de evaluatie van de in 2015 herziene Woningwet, de bevindingen van het in opdracht van Aedes uitvoerde onderzoek door de commissie Van Bochhove en de aanbevelingen van de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties1.

181214-afbeelding-mo-opiumwet.jpg

Het voorstel zal op 3 september in een procedurevergadering door de Kamercommissie Binnenlandse Zaken worden besproken. In dit blog zullen daarom een aantal wijzigingsvoorstellen worden belicht voor het werkdomein van toegelaten instellingen op het gebied van duurzaamheidsmaatregelen. Met het voorstel beoogt de Minister op dit vlak regelgeving te vereenvoudigen2.

Uitbreiding voorzieningenbegrip

Allereerst wordt het in artikel 1 Woningwet gedefinieerde begrip ‘’voorziening’’ uitgebreid. Het huidige begrip beperkt een woningcorporatie in beginsel namelijk in het doen van duurzaamheidsinvesteringen. Artikel 45 lid 1 en 2 onder b en e Woningwet beperkt immers de speelruimte van een toegelaten instelling door voor te schrijven dat zij uitsluitend actief is op het gebied van volkshuisvesting en in dat kader voorzieningen zal moeten treffen aan de in haar eigendom zijnde woongelegenheden. Onder de huidige regelgeving wordt daarbij als voorziening aangemerkt:

‘’een bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw die strekt tot verbetering van de indeling, het woongerief of het gebruiksgemak, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van technische gebreken, of tot bouwkundige splitsing of samenvoeging.’’ 

Dankzij het voorstel wordt de speelruimte voor corporaties uitgebreid omdat als voorziening moet worden aangemerkt:

‘’bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw of op de daarbij behorende grond die strekt tot:
1°. verbetering van de indeling, het woongerief, het gebruiksgemak of de energetische prestatie van het gebouw, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van technische gebreken, of tot bouwkundige splitsing of samenvoeging; of

2°. het opwekken van hernieuwbare energie3

Het gevolg van deze wijziging is dat een woningcorporatie de mogelijkheden krijgt om duurzaamheidsinvesteringen te doen die niet direct leiden tot een verbetering van het woongenot. Verder wil de minister corporaties de mogelijkheid te geven om hernieuwbare energie op te wekken zonder dat er een fysieke verbinding tussen de installaties en de individuele energiemeter van een woning is vereist. Met andere woorden: woningcorporaties kunnen op basis van dit voorstel energie leveren aan het net en de inkomsten verrekenen met haar huurders dan wel op een andere wijze inzetten ten behoeve van de volkshuisvesting4. Het uitbreiden van het begrip ‘’voorziening’’ zal voor corporaties meer ruimte kunnen creëren om aan hun verduurzamingsopgave te voldoen.

Dragen van overheadkosten

Verder heeft de minister voorgesteld om artikel 45 lid 2 onder c Woningwet te wijzigen. Het huidige artikel schrijft voor dat een woningcorporatie in principe slechts diensten mag verlenen die rechtstreeks verband houden met de bewoning. De diensten mogen in principe alleen worden verleend aan haar (aanstaande) huurders en aan leden van wooncoöperaties aan wie zij woningen heeft vervreemd. Het huidige artikel 47 lid 2 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) geeft daarnaast ook de mogelijkheid om deze diensten te verlenen aan bijvoorbeeld mede-eigenaren in VvE-verband.

Met de voorgestelde wijziging worden de soort diensten die een woningcorporatie mag verlenen verruimd. Zo moet het mogelijk worden om diensten te verlenen die betrekking hebben op de ‘’overhead’’ voor de verduurzaming van deze woongelegenheden of het duurzaam in stand houden daarvan.

In de toelichting op deze wijziging schrijft de Minister dat het door deze wijziging voor corporaties mogelijk moet worden om, in het geval van rijtjeswoningen die een bouwkundige eenheid vormen of in een appartementsgebouw, de kosten te dragen voor het doen van een gemeenschappelijke vergunningaanvraag, het technisch ontwerp of andere projectkosten5. Hierbij is de gedachte dat de naburige particuliere eigenaren van corporaties kunnen worden ontzorgd en meegenomen in de verduurzamingsplannen6. Ook op dit punt krijgen corporaties dus meer speelruimte en kan men in de voorbereidende fase in zekere mate de regie op zich nemen.

Toegelaten instellingen krijgen dus door het ingediende voorstel meer ruimte en het wordt hen gemakkelijker gemaakt om aan de verduurzamingsopgave te voldoen. Op 3 september 2020 zal het voorstel door de vaste Kamercommissie Binnenlandse Zaken in een procedurevergadering worden besproken en zal de verdere behandeling worden bepaald. VBTM zal de ontwikkelingen rondom het voorstel voor u op de voet volgen.

_______________________________________
1 Kamerstukken II 2019/20, 35517, 3, p. 1 (MvT).
2 Idem, p. 22
3 Voorgesteld artikel 1 onder b Woningwet
4 Kamerstukken II 2019/20, 3557, 3 p. 23
5  idem
6  idem

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten