De Wet aanpassing arbeidsduur (WAA) kent drie artikelen. Artikel 2 regelt het recht van de werknemer om de werkgever te verzoeken om tot aanpassing van zijn arbeidsduur over te gaan.
Voorwaarde is dat de werknemer ten minste één jaar voor de datum van ingang van die aanpassing in dienst is van de werkgever. Artikel 2 lid 5 van de WAA bepaalt dat de werkgever het verzoek inwilligt, voor zo ver het betreft het tijdstip van ingang en de omvang van de aanpassing, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. De aanpassing kan zowel een vermindering als een vermeerdering van de arbeidsduur betreffen.
Op 18 juni 2013 deed de kantonrechter Deventer uitspraak over de vordering van een werknemer dat de werkgever zijn verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur van 40 uur naar 36 uur moest toestaan. De werknemer was werkzaam als servicemonteur en verrichtte zijn werkzaamheden met vier andere collega’s in een rayon. De werknemer voerde aan dat vier collega’s al eerder parttime mochten gaan werken, zodat van een precedentwerking geen sprake was. Daarnaast zou er niet veel veranderen aangezien de werknemer door inkoop van vakantie-uren en het omzetten van overuren in vrije tijd nu al hetzelfde doel bereikte als door inwilliging van zijn verzoek. De werkgever voerde als verweer aan dat inwilliging van het verzoek tot roosterproblemen zou leidden vandaar dat verzoeken niet meer werden toegestaan, een precedentwerking tot gevolg had alsmede extra loonkosten met zich meebracht.
De kantonrechter wees de vordering van werknemer toe nu er in de praktijk voor de werkgever niet veel zou veranderen. Daarnaast was van een precedentwerking geen sprake nu eerdere verzoeken in het verleden waren toegewezen. Ook het argument van extra loonkosten achtte de kantonrechter onvoldoende reden om op grond hiervan de vordering af te wijzen.
Uit deze uitspraak blijkt opnieuw dat de kantonrechter niet snel een zwaarwegend belang van de werkgever aannemelijk acht. Argumenten van de werkgever als precedentwerking, vereiste beschikbaarheid, kosten e.d. zullen in de regel niet tot afwijzing van een verzoek kunnen leiden. Argumenten van de werkgever gericht op onder meer veiligheid in het bedrijf hebben meer kans van slagen.
Poppe Merkus
Kantonrechter Deventer d.d. 18 april 2013, JAR 2013/150