Na het overlijden van een huurder mag een samenwoner (niet medehuurder) gedurende een eerste termijn van zes maanden de huur voortzetten. Daarvoor is noodzakelijk dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft en een duurzame gemeenschappelijke huishouding met de overleden huurder heeft gehad. Volgens de Hoge Raad kan ook sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding als de huurder voorafgaand aan het overlijden geruime tijd (in deze casus meer dan een jaar) in een ziekenhuis of zorgcentrum verbleef. De vraag of een samenwoner bescherming toekomt, zal een rechter altijd beoordelen aan de hand van de concrete feiten van het betreffende geval.
Hoge Raad, 18 maart 2011, LJN: BP1070
Paul Roks
Dit artikel is tevens gepubliceerd in Aedes-Magazine 17-18/2011.