Cameratoezicht door huurders

Wat kan een verhuurder doen als een huurder aan zijn woning een camera bevestigt ter beveiliging van zijn eigendommen of ter voorkoming van inbraak? Welke rol speelt de privacy van omwonenden? Rust op de verhuurder een verplichting om op te treden tegen het cameragebruik?

De Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) geeft regels voor een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens en de privacy van burgers. Op basis van de Wbp is het niet verboden een camera op te hangen ter beveiliging van een woning of een flat. Het gaat echter te ver als de camera tevens toezicht houdt op bijvoorbeeld de rest van de straat. Dat is immers een taak van de gemeente en de politie. Beelden die voor privé-doeleinden worden gemaakt vallen niet onder de regels van de Wbp. Stel dat een huurder last heeft van de videocamera die zijn buurman heeft opgehangen, dan is de Wbp dus niet van toepassing. Dat betekent uiteraard niet dat de camera geen inbreuk kan maken op de privacy van de huurder. Inbreuk op privacy is aan grenzen gebonden. Op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) heeft een ieder recht op eerbiediging van zijn privé-leven, familie- en gezinsleven.

De huurder kan zijn buurman rechtstreeks aanspreken op het cameragebruik, maar in de praktijk zal de huurder waarschijnlijk aan zijn verhuurder vragen een einde te maken aan het cameragebruik van de buurman. Ervan uitgaande dat ook de buurman een huurder is van de verhuurder, op welke gronden kan of moet de verhuurder dan optreden?

De rechtspraak

Uit rechtspraak volgt dat het -zichtbaar- plaatsen van een camera met het oogmerk de eigen woonomgeving te beveiligen, op zich niet onrechtmatig hoeft te zijn richting derden/omwonenden. Dit kan wél het geval zijn als de camera een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer (de privacy) van derden/omwonenden. Of er sprake is van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM hangt af van de omstandigheden van het geval.

  • Is de camera ook gericht op eigendommen en/of de voordeuren van derden/omwonenden?;Worden de camerabeelden opgenomen?;
  • Worden beeldopnames ook (tijdelijk) bewaard?;
  • Bestaat er ook een andere, minder vergaande wijze, voor de gewenste beveiliging?; Met andere woorden, is er een noodzaak voor het gebruik van de camera?;
  • Wat is het belang om de camera te plaatsen, afgezet tegen de overlast en hinder die derden/omwonenden van de camera ondervinden?

Verplichting tot optreden door de verhuurder?
Indien in bovengenoemd voorbeeld van de huurder wiens buurman een camera heeft geplaatst, de camera ook gericht is op de woning van de huurder, de beelden worden opgenomen en (tijdelijk) worden bewaard en er geen noodzaak is voor het gebruik van de camera, zal eerder worden geoordeeld dat het cameragebruik inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de huurder. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een huurder kan gezien worden als een inbreuk op het rustig woongenot van de huurder en kan daarmee juridisch gezien gekwalificeerd worden als een gebrek. In dat geval kan voor de verhuurder de verplichting bestaan om “het gebrek”, namelijk de verstoring van het rustig woongenot, te herstellen door op te treden tegen de buurman met de camera.

Een specifiek cameraverbod in de algemene voorwaarden kan de verhuurder een grondslag bieden om op te treden tegen de huurder die de camera heeft geplaatst. Ontbreekt zo’n verbod, dan kan de verhuurder aanvoeren dat de huurder in strijd handelt met zijn goed huurderschap, dan wel met het verbod om zonder toestemming van de verhuurder wijzigingen in/aan de buitenzijde van het gehuurde aan te brengen.

Conclusie
Een huurder mag in principe camera’s op zijn eigen erf of gericht op zijn eigen voordeur bevestigen ter bescherming van zijn eigendommen of ter voorkoming van inbraak. De grens moet worden getrokken bij een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van derden, zoals omwonenden. Als door het cameragebruik een inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van omwonenden, kunnen de omwonenden de verhuurder aanspreken op herstel van hun rustig woongenot. De verhuurder zal dan in rechte verwijdering van de camera kunnen vorderen, onder verwijzing naar een contractuele verbodsbepaling, strijd met het goed huurderschap, dan wel een verbod om de buitenzijde van het gehuurde te wijzigen. Een verhuurder zal hiervoor zijn huurovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden moeten nalezen. Of de vordering slaagt, hangt bijvoorbeeld af van wat het bereik is van de camera, of de beelden worden opgenomen en opgeslagen, wat de reden is voor het cameragebruik, welke overlast ervaren wordt door omwonenden en of er andere beveiligingsmaatregelen mogelijk zijn. Kortom, de omstandigheden van het geval zijn bepalend.

Tanja de Nijs

Dit artikel is verschenen in Recht in Huis. Recht in Huis is de nieuwsbrief die VBTM Advocaten 4 maal per jaar uitgeeft voor bestaande en toekomstige cliënten. Door deze nieuwsbrief wordt u op de hoogte gehouden van de relevante ontwikkelingen op de rechtsgebieden waarmee woningcorporaties en andere vastgoedbeheerders het meest te maken hebben. U kunt zich voor de Recht in Huis aanmelden door een e-mail te sturen naar hier inzien.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten