Een persoon, die met een huurder een woning deelt en met hem een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert, kan onder bepaalde omstandigheden medehuurder worden. De vraag of er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding wordt beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Op de huurder en de persoon die medehuurder wil worden rust een zware stelplicht om met feiten het bestaan van een duurzame gemeenschappelijke huishouding aannemelijk te maken. Uit recente arresten van de Hoge Raad (HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:93) en het Gerechtshof Amsterdam (Gerechtshof Amsterdam 25 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5099) blijkt, dat aan deze stelplicht de eis wordt toegevoegd, dat ook aannemelijk wordt gemaakt dat de gemeenschappelijke huishouding wederkerig is.
Het ging in beide gevallen om een samenleving tussen een ouder en een ouder kind. In het ene geval werd het kind door de ouder verzorgd, in het andere geval verzorgde het kind zijn ouder. Tot op heden werd algemeen aangenomen, dat zo'n geval zich uitstekend leent om het kind de status van medehuurder te geven. Met de eis, dat de huishouding ook wederkerig moet zijn, is dat geen vanzelfsprekendheid meer. In beide gevallen oordeelde de rechter dat er een gebrek aan wederkerigheid was (ouder en kind leefden min of meer langs elkaar heen) en dat het element van de verzorging een eenzijdig karakter had. In het ene geval liet het kind zich verzorgen door zijn moeder en stelde daar niets tegenover. In het andere geval overwoog de rechter dat het enkel verrichten van taken als mantelzorger nog niet noodzakelijkerwijs op een gemeenschappelijke huishouding duidt. Daar is meer voor nodig, zoals blijkt uit een recent vonnis van de kantonrechter in Rotterdam (Rechtbank Rotterdam 20 maart 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3195). Omstandigheden die kunnen duiden op wederkerigheid zijn het hebben van een bankrekening op beider naam, het samen dragen van de vaste lasten en het doen van huishoudelijke uitgaven, het samen bekostigen van de aanschaf van huishoudelijke apparaten, het samen nuttigen van de maaltijden, het samen kijken naar de televisie en het gezamenlijk ondernemen van familiebezoek en uitstapjes. Dergelijke omstandigheden moet de huurder stellen en bewijzen.
Voor vragen en/of meer informatie kunt u contact opnemen met mr. Jan Sengers.