In zijn brief van 8 juli 2015 aan de Tweede Kamer geeft minister Plasterk aan wat de stand van zaken is van de uitvoering van het kabinetsbeleid inzake de WNT voor de (semi)publieke sector. Eén van deze zaken betreft de sectornormen voor woningcorporaties.
Bezoldigingsmaximum in de woningcorporatiesector
Op 1 januari 2015 is het wettelijk bezoldigingsmaximum onder de WNT teruggebracht van 130% naar 100% van de bezoldiging van een minister. Voor de woningcorporatiesector gold op dat moment voor de bepaling van de hoogte van het bezoldigingsmaximum van topfunctionarissen de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting 2014.
De Regeling bepaalt dat de hoogte van de bezoldiging afhankelijk is van het aantal verhuureenheden van de woningcorporatie en het aantal inwoners van de grootste gemeente waarin zij (minimaal 20% van) haar verhuureenheden heeft. De Regeling kent 10 bezoldigingsklassen.
Deze Regeling is per 1 januari 2015 niet gewijzigd aangezien minister Blok het te kort dag achtte om per 1 januari 2015 met een nieuwe Regeling te komen. Het gevolg was dat de hoogste bezoldigingsklassen van de huidige Regeling hoger uitvallen dan de bezoldiging van een minister.
In zijn brief van 8 juli jl. geeft minister Plasterk aan dat de Regeling voor 2016 in november van dit jaar zal worden vastgesteld en het voornemen is om de drie hoogste klassen van de huidige staffel samen te voegen tot een bezoldigingsmaximum van € 178.000,--, de maximale bezoldiging van een minister. De nieuwe staffel zal dan acht klassen kennen tussen € 82.100,-- en € 178.000,--. Ook voor de zorgsector zal in november een nieuwe regeling ingaande 1 januari 2016 afgekondigd worden.
Bezoldigingsmaximum voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking
Een ander voornemen van het kabinet betreft het stellen van nadere regels over de normering van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking (interim-managers).
Op dit moment geldt dat pas na zes maanden deze topfunctionaris gebonden is aan de maximale bezoldiging van de Regeling. Om bovenmatige beloningen in de eerste zes maanden te voorkomen zal de toekomstige normering opgebouwd worden uit twee normen per zes maanden. Deze normen zijn in hoogte aflopend van € 144.000,-- voor de eerste zes maanden en € 108.000,-- voor de tweede zes maanden, waarbij een maximum uurtarief geldt van € 175,--. Na twaalf maanden geldt de reguliere WNT-norm.
Ontslagvergoeding (WNT – WWZ)
Een ander punt dat in de brief genoemd wordt betreft de ontslagvergoeding. Hoewel de WNT voor topfunctionarissen bij het overeenkomen van de ontslagvergoeding de hoogte hiervan (bij een fulltime dienstverband) beperkt tot € 75.000,--, vallen topfunctionarissen ook onder de per 1 juli 2015 in werking getreden Wet Werk en Zekerheid (WWZ).
Bij ontslag (via het UWV of de kantonrechter) hebben topfunctionarissen (mits het dienstverband twee jaar heeft geduurd) ook aanspraak op een transitievergoeding (en eventueel aanspraak op een door de rechter te bepalen billijke vergoeding, indien het ontslag ernstig verwijtbaar is aan de werkgever).
Ontvangt de topfunctionaris een salaris (inclusief vakantiegeld) hoger dan € 75.000,-- per jaar dan is de transitievergoeding van de WWZ bij ontslag gelijk aan dit jaarsalaris en wordt de hoogte niet beperkt tot de WNT-norm. Noch in de WNT noch in de WWZ is hierover iets geregeld.
De minister wil nu onderzoek laten doen naar de praktijk van ontslagvergoedingen aan topfunctionarissen om na te gaan wat het effect is van de beoogde normering van de hoogte van de ontslagvergoeding van de WNT. Het gevolg kan zijn bij de evaluatie van WNT en de WWZ dat de uitkomst hiervan tot eventuele aanpassingen in de wetgeving leidt.
Bezoldigingsmaximum voor overige functionarissen
Tenslotte kondigt de minister in zijn brief aan dat hij binnenkort een aparte brief aan de Tweede Kamer zal sturen over de uitbreiding van de reikwijdte van de normering van de inkomens van andere functionarissen in de (semi)publieke sector die niet onder het begrip topfunctionaris vallen. Reeds eerder heeft minister Plasterk aangegeven dat het kabinet er naar streeft voor deze groep functionarissen ook een bezoldigingsmaximum vast te leggen en wel ingaande 1 januari 2017.
Voor meer informatie kunt u terecht bij Poppe Merkus.