De per 1 Januari 2013 in werking getreden Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) blijft de gemoederen bezig houden. De WNT gaat gepaard met veel onduidelijk- en onzekerheid: graag verwijs ik u naar eerdere publicaties op deze website van mijn collega, mr. P. Merkus. Zeer recent is er wel meer duidelijkheid gekomen over de vraag hoe rechters met deze wet omgaan, in het bijzonder in verband met het bepalen van de hoogte van een eventuele ontbindingsvergoeding.
Op 20 juni jl. heeft de Kantonrechter te Breda (LJN: CA3725) hierover een uitspraak gedaan. Een woningcorporatie had zich tot de Kantonrechter gewend met het verzoek om de arbeidsovereenkomst met de directeur Klant en Markt te ontbinden vanwege gewichtige redenen, waarbij geen ontbindingsvergoeding zou worden toegekend. Op de omstandigheden zal ik nu niet ingaan. In de arbeidsovereenkomst was niets geregeld over de hoogte van een beëindigingsvergoeding: van een overgangsregeling was geen sprake.
De directeur was lid van het directieteam en managementteam en hij gaf leiding aan de manager woondiensten en wijkdiensten. Tussen partijen was in geschil of de directeur een topfunctionaris in de zin van de WNT is en zo ja, wat dit voor gevolgen heeft voor de hoogte van de eventuele ontbindingsvergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat de directeur een verwijt trof voor het ontslag alsmede dat hij kon worden aangemerkt als topfunctionaris. De directeur is immers titulair directeur en maakt deel uit van het directieteam. Zelfs als hij niet deel zou uitmaken van het hoogste uitvoerend orgaan, is hij in ieder geval de hoogste ondergeschikte van het uitvoerend orgaan, waardoor hij ook als topfunctionaris in de zin van artikel 1.1 onder b WNT is te kwalificeren.
Vervolgens overweegt de Kantonrechter dat hij niet aan het maximum als genoemd in artikel 2.10 WNT(maximum ontslagvergoeding van € 75.000,-) is gebonden. Dat wil volgens de Kantonrechter echter niet zeggen, dat hij geen rekening moet houden met deze norm van de WNT. De Kantonrechter stelt uitdrukkelijk dat “ook voor een rechter de WNT normerend is bij de beoordeling van zaken die aan hem worden voorgelegd”. Als dit immers anders zou zijn, zou volgens de Kantonrechter de WNT aan kracht verliezen. Ook is de kans dan aanwezig dat partijen in der minne geen afspraken zouden maken over de hoogte van de ontbindingsvergoeding mogelijk in de hoop dat de Kantonrechter een hogere ontbindingsvergoeding zou vaststellen.
Naast de gangbare factoren die de hoogte van de ontbindingsvergoeding bepalen (aantal dienstjaren (a), beloning (b) en de correctiefactor (c)), is daar de WNT, waarmee de rechter dus terdege rekening houdt.
Jeannette Klaarenbeek-Heijster