Uit een onlangs gewezen uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam, blijkt maar weer dat bij het opstellen van een huurovereenkomst de nodige zorgvuldigheid in acht moet worden genomen.
In deze casus was de verhuurder een gepassioneerd motorrijder, die een trektocht wilde maken door Midden- en Zuid-Amerika. Van een onbezorgde toertocht was echter geen sprake. Verhuurder was - temeer omdat hij een professioneel bedrijf had ingeschakeld om de tijdelijke huurovereenkomst op te stellen - in de veronderstelling dat hij met de huurders van zijn appartement een huurovereenkomst had gesloten naar aard van korte duur conform artikel 7:232 lid 2 BW. Een huurovereenkomst met een dergelijke kwalificatie heeft als voordeel dat de huurbescherming (opzegging gevolgd door een gerechtelijke procedure) en tevens de huurprijsbescherming niet van toepassing is. De huurders gingen echter naar de huurcommissie om de huurprijs te laten toetsen. De huurcommissie halveerde de huurprijs op basis van het puntensysteem van het Woningwaarderingsstelsel. De verhuurder was het hier niet mee eens en stapte vervolgens naar de kantonrechter.
Hoewel de kantonrechter met de verhuurder van mening was dat sprake was van een huurovereenkomst naar aard van korte duur, dacht het gerechtshof daar anders over. Het gerechtshof stelde hierbij voorop dat artikel 7:232 lid 2 BW restrictief moet worden uitgelegd. Vervolgens kwam zij tot de conclusie dat er geen sprake is van een huurovereenkomst naar aard van korte duur. Het gerechtshof overwoog dat er sprake was van een gewone huurovereenkomst, waarin een zogenaamde “diplomatenclausule” is opgenomen. Dit houdt in dat er sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd met een uitdrukkelijk ontruimingsbeding, in verband met de omstandigheid dat in casu de verhuurder, die voorheen in het gehuurde woonde, weer van de woning gebruik wilde gaan maken nadat hij was weer teruggekeerd in Nederland. Wel moet een huurovereenkomst met een “diplomatenclausule” alsnog worden opgezegd en eindigt deze pas na een uitspraak van de rechter en is ook op een dergelijke huurovereenkomst de huurprijswetgeving van toepassing.
Het gerechtshof maakte met de stelling van de verhuurder -dat sprake was van een overeenkomst naar aard van korte duur en dat de huurders gewoon de in de huurovereenkomst overeengekomen huurprijs moesten betalen- korte metten. Volgens het gerechtshof was de bedoeling van de verhuurder niet duidelijk en was de term “huisbewaring” -zoals in een advertentie was gebezigd- niet uitgelegd. Hierbij speelde in deze casus een grote rol dat in het huurcontract weliswaar wordt gesteld dat sprake is van een overeenkomst naar aard van korte duur, maar vervolgens ook expliciet het wetsartikel over de diplomatenclausule werd genoemd en de huurovereenkomst hierop was afgestemd. Mede gezien de hoogte van de oorspronkelijk overeengekomen huurprijs mochten - volgens het gerechtshof - de huurders er dan ook op vertrouwen dat zij een gewone huurovereenkomst hadden gesloten, weliswaar met een zogenaamde diplomatenclausule, en hoefden zij de aanvangshuurprijs dan ook niet te betalen.
Zo blijkt weer eens dat een goed huurcontract geen sinecure is en een duidelijke considerans en inzicht in het systeem van de wetgever met betrekking tot de verschillende soorten huurovereenkomsten door de opsteller van de huurovereenkomst van groot belang is.
Gerechtshof Amsterdam, 11 september 2012, LJN: BY1493
Jeannette Klaarenbeek