In december 2012 schreef mijn collega Jeanette Klaarenbeek een uitgebreid artikel op onze website en in onze nieuwsbrief Recht in Huis over juridische hoofdbrekers rondom het begrip ‘hoofdverblijf’. Hoe past een pied-à-terre in dit plaatje?
Recent moest het Hof Amsterdam oordelen over een kwestie, waarin huurders van een woning volgens de verhuurder tekort waren geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. In de huurovereenkomst was opgenomen dat het gehuurde uitsluitend bestemd was als woning voor de huurder en zijn gezinsleden. Daarnaast was (gedeeltelijke) onderhuur of ingebruikgeving zonder toestemming van de verhuurder, verboden. Desondanks hadden de huurders de woning twee maal een periode van enkele maanden in gebruik gegeven aan twee verschillende personen. Daarnaast had hun dochter tijdens haar studie haar hoofdverblijf in de woning gehad, terwijl haar vader naar eigen zeggen op dat moment ook één á twee nachten per week in het gehuurde overnachtte en stelde een dubbel hoofdverblijf te hebben gehad. Ook de moeder voert aan dat zij sinds jaren zeker twee maal per maand een weekend in het gehuurde verblijft en dat in de lagere schoolperiode van de dochter het gezin ook al vaak in het weekend in het gehuurde verbleef. Het gehuurde diende volgens de ouders (de huurders) als een pied-à-terre.
Uit de verklaringen van de ouders leidt het Hof af dat zij de woning sinds 1998 bij voortduring in gebruik hebben gehad als pied-à-terre. Het standpunt van de ouders dat de woning daarnaast voor hen ook een tweede hoofdverblijf is geweest, lijkt volgens het Hof hiermee strijdig. Het Hof gaat bij gebrek aan voldoende motivatie dan ook voorbij aan het standpunt van de huurders dat de woning voor hen hun hoofdverblijf is geweest. De woning regelmatig als pied-à-terre gebruiken maakt volgens het Hof verder niet dat huurders een gezin vormden met hun dochter, die daar voortdurend woont. Dit heeft als consequentie dat naast het in gebruik geven van de woning aan derden, ook het in gebruik geven van de woning aan de dochter in strijd is met de huurovereenkomst. Daarnaast hebben de huurders volgens het Hof geen zwaarwegend woonbelang aannemelijk kunnen maken. De uitgesproken ontbinding en ontruiming in eerste aanleg wordt bekrachtigd.
Huurders van woonruimte hebben een bepaalde mate van vrijheid om hun woning te gebruiken naar hun goeddunkt, maar afhankelijk van de situatie kan het gebruik van de huurwoning als pied-à-terre de grens van die vrijheid bereiken.
Voor vragen kunt u contact opnemen met Tanja de Nijs.