Indien een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer wil beëindigen, wordt vaak een beëindigingsovereenkomst gesloten. Een juridische procedure is dan niet noodzakelijk. Tussen het tijdstip van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en het einde van de arbeidsovereenkomst moet een periode zitten die minimaal gelijk is aan de opzegtermijn, wil de werknemer direct na dat einde aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering. De vraag op welk moment de fictieve opzegtermijn ingaat, is van belang voor de datum waarop de aanspraak op een WW-uitkering start.
De aanleiding
De arbeidsovereenkomst is door sluiting van een beëindigingsovereenkomst per 1 april geëindigd. In deze overeenkomst is rekening gehouden met de fictieve opzegtermijn van een maand. Op 20 februari hadden de partijen overeenstemming bereikt over een laatste geschilpunt. De werkgever bevestigde dit dezelfde dag schriftelijk aan de werknemer. Op 23 februari heeft de werknemer de door hem ondertekende beëindigingsovereenkomst aan de werkgever gestuurd. Deze ondertekent de overeenkomst pas op 1 maart. Het UWV kent een WW-uitkering toe vanaf 1 mei in plaats van per 1 april. Daarbij stelt het UWV dat de fictieve opzegtermijn pas is ingegaan op 2 maart.
Het geschil
De werknemer vindt dat de werkgever het inkomensverlies over de maand april moet betalen. Daarbij stelt hij dat wanneer de werkgever de overeenkomst voor 1 maart zou hebben ondertekend, het UWV de uitkering wel vanaf 1 april zou hebben toegekend. De werkgever is het hier niet mee eens en stelt dat de fictieve opzegtermijn is begonnen op 20 februari en niet op het moment dat de beëindigingsovereenkomst is ondertekend.
De uitspraak
De kantonrechter is het met de werkgever eens. De rechter oordeelt dat het door het UWV gehanteerde criterium dat de fictieve opzegtermijn pas start op de datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst rechtens niet juist is. Ook sluit het niet aan bij de rechtspraktijk, waar beëindigingsovereenkomsten vaak tot stand komen door op elkaar aansluitende correspondentie tussen de (advocaten van) partijen. De werkgever hoeft geen loon te betalen over de maand april.
Het gevolg
De fictieve opzegtermijn begint te lopen vanaf het moment dat er schriftelijk overeenstemming is bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat de uiteindelijke beëindigingsovereenkomst pas op een later moment wordt ondertekend, maakt dit niet anders.
Kantonrechter Amsterdam, 10 juni 2008, JAR 2008/227
Job van Breevoort
Dit artikel is tevens gepubliceerd in Aedes-Magazine 7/2009.