Vorige week werd een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam d.d. 2 september 2013 gepubliceerd. Vijf eisers hadden de voorzieningenrechter gevraagd de tenuitvoerlegging van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 8 augustus 2013 te schorsen. In die uitspraak had de voorzieningenrechter bepaald dat eisers (allen woonachtig op één adres) hun huurwoning moesten ontruimen in verband met door hen veroorzaakte overlast. Eisers hebben vervolgens tegen de woningstichting als verhuurder een executiegeschil gestart om de ontruiming te voorkomen.
Een executiegeschil is geen verkapt hoger beroep. Een voorzieningenrechter zal de tenuitvoerlegging slechts schorsen als hij vindt dat de verhuurder -mede gelet op de belangen van de huurders- geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dit is het geval als het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust of als er (na het vonnis) een nieuw feit is voorgevallen waardoor er een noodtoestand ontstaat. Voor een afweging van de wederzijdse belangen is in een executiegeschil in beginsel geen plaats.
In deze casus vertelde één van de huurders dat hij inmiddels was verhuisd naar het oosten van het land en daar ook stond ingeschreven. De voorzieningenrechter oordeelde dat hij dus vrijwillig gehoor had gegeven aan de veroordeling tot ontruiming. Voor hem gold dan ook: geen belang, geen actie! Deze eiser was dan ook niet ontvankelijk in zijn vordering.
Met betrekking tot de vorderingen van de resterende eisers kwam de voorzieningenrechter tot de conclusie dat noch van een feitelijke of juridische misslag noch van een nieuw feit sprake was. Ook deze huurders moesten de woning dus ontruimen.
Jeannette Klaarenbeek