Na de voor de corporatiepraktijk belangrijke uitspraak van de Hoge Raad van 3 mei 2013, waarover wij u reeds eerder berichtten, is het niet lang stil gebleven op het gebied van private aanbestedingen.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden bestendigt in haar uitspraak van 2 juli 2013 de lijn zoals ingezet door de Hoge Raad en gaat daarbij zelfs nog een stap verder.
In de zaak voor het Hof Arnhem Leeuwarden gaat het om een kerkgenootschap, een private instelling, die een drietal partijen had uitgenodigd om een offerte uit te brengen voor de restauratie van een monumentale kerk. Het kerkgenootschap gunt de opdracht uiteindelijk aan de partij met wie zij positieve ervaringen heeft bij een ander restauratieproject en niet aan de laagste inschrijver.
De laagste inschrijver stapt hierop naar de rechter en stelt dat, nu er geen gunningscriteria waren vastgesteld, zij ervan uit mocht gaan dat degene met de laagste inschrijving het werk gegund zou krijgen.
De rechtbank in eerste aanleg sluit nog aan bij eerdere lagere rechtspraak en overweegt dat het weliswaar gaat om een private aanbesteding waarop Europese en nationale wet- en regelgeving betreffende overheidsaanbestedingen niet van toepassing is, maar dat ook private instellingen gebonden zijn aan de beginselen van het aanbestedingsrecht (het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel) en dat het kerkgenootschap derhalve de gekozen gunningscriteria vooraf bekend had moeten maken.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden maakt hier echter korte metten mee en overweegt, met een verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad, dat een private opdrachtgever bij een aanbesteding niet automatisch gebonden is aan het (overheids)aanbestedingsrecht (en daarmee de beginselen van het aanbestedingsrecht). Volgens het Hof kan een private opdrachtgever zich wel binden aan het (overheids)aanbestedingsrecht, maar dan moeten daarvoor wel concrete aanwijzingen zijn die meer inhouden dan alleen het organiseren van enige vorm van aanbestedingsprocedure.
In deze zaak gaven de aanbestedingsstukken echter geen concrete aanwijzingen en riep de omvang van het kerkgenootschap als speler op de relevante markt evenmin verwachtingen op dit punt in het leven. Het Hof komt dan ook tot het oordeel dat het kerkgenootschap zich niet vrijwillig aan de voor de overheidsaanbestedingen geldende regels heeft onderworpen noch de indruk heeft gewekt dat zij zulks zou doen. Volgens Hof heeft het kerkgenootschap de opdracht dan ook op goede grond aan een ander dan de laagste inschrijver gegund.
Wat betekent deze uitspraak nu voor de corporatiepraktijk?
Deze uitspraak van het Hof-Arnhem Leeuwarden lijkt de corporatie meer ruimte te geven in haar keuze van de ‘winnende inschrijver’, haar uiteindelijke contractspartij. De vraag blijft echter: wanneer heeft de corporatie zich wel aan de regels voor overheidsaanbestedingen onderworpen dan wel de indruk gewekt dat zij zulks zal doen?
Dat aanbesteden maatwerk is, ook voor private instellingen als woningcorporaties, lijdt geen twijfel. Daarom organiseert VBTM in samenwerking met opleidingsinstituut Kjenning de cursus ‘Aanbesteden door corporaties’. In deze cursus worden de kansen van het aanbesteden uitgediept en worden handvatten aangereikt om de risico’s van het aanbesteden te minimaliseren en het eigen aanbestedingsproces van de corporatie te verbeteren. Klik hier voor meer informatie.
Sander Engels