Al eerder verschenen op onze website artikelen over de inkomensafhankelijke huurverhoging en de mogelijkheid die de huurder heeft om na een inkomensafhankelijke huurverhoging een huurverlagingsvoorstel te doen zodra hij een inkomensdaling doormaakt tot onder de inkomensgrens waarop de huurverhoging is gebaseerd. Probleem voor de huurder zal daarbij zijn dat hij pas na het verstrijken van het kalenderjaar waarin de inkomensdaling heeft plaatsgevonden, concreet kan aantonen wat zijn jaarinkomen was over dat kalenderjaar en of de inkomensdaling ook heeft geleid tot een huishoudinkomen onder de door de verhuurder gehanteerde inkomensgrens.
Het staat een verhuurder uiteraard vrij in te stemmen met een verlagingsvoorstel op basis van gegevens die een huurder hierbij overlegt, bijvoorbeeld een ontslagbrief of bewijs van zijn maandinkomen. Stemt de verhuurder echter niet in met het verlagingsvoorstel (bijvoorbeeld omdat de huurder gedurende het jaar een nieuwe baan kan vinden/weer in inkomen kan stijgen), dan zal de huurder zijn huurverlagingsvoorstel aan de Huurcommissie moeten voorleggen. De Huurcommissie zal daarbij niet uitgaan van een maandsalaris of maanduitkering. Dit zal erop neerkomen dat de huurder een nieuw huurverlagingsvoorstel moet doen op basis van het door de Belastingdienst vastgestelde gezamenlijke verzamelinkomen van het verstreken kalenderjaar waarin de inkomensdaling plaatsvond, zodra dit mogelijk is. In een brief van Minister Blok aan de voorzitter van de Eerste Kamer van 17 juni 2013 geeft de minister expliciet aan dat in dat laatste geval de huurverlaging pas kan ingaan op de voorgestelde ingangsdatum van het tweede latere huurverlagingsvoorstel van de huurder.
Indien u vragen heeft over dit artikel, kunt u contact opnemen met Tanja de Nijs.