Een vraag die regelmatig gesteld wordt is: moet ik als corporatie maar iedereen die dat wil laten inschrijven voor een woning, of mag ik ook aspirant-huurders uitsluiten? Dit speelt vooral indien zich woningzoekenden melden met een verleden van betalingsachterstanden, overlast of ander slecht gedrag.
De hoofdregel, zo wordt ook onderschreven door het Gerechtshof Den Haag in uitspraak uit 2011, is dat het een woningcorporatie in beginsel vrij staat om te bepalen met wie zij een huurovereenkomst aangaat, maar dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid die op woningcorporaties rust met zich meebrengt dat het onder bijzondere omstandigheden onrechtmatig kan zijn om een woning aan een woningzoekende te weigeren. Het uitgangspunt is dus contractsvrijheid, maar die vrijheid moet in bijzondere omstandigheden wijken. In de praktijk komt dit vaak neer op een belangenafweging: het belang van de woningzoekende om de woning te kunnen huren moet zwaarder wegen dan het belang van de woningcorporatie om de woningzoekende te weigeren.
Over de vraag wanneer dergelijke bijzondere omstandigheden zich voordoen wordt regelmatig geprocedeerd. Onlangs deed de kantonrechter te Haarlem hierover nog een uitspraak, waar de twist was dat het hier ging om een woningcorporatie met verenigingsstructuur die een kandidaat-lid van de kandidatenlijst had geschrapt. De toetsing door de kantonrechter vond plaats aan de verenigingsvrijheid: het staat een vereniging vrij om zelf te bepalen wie haar leden zijn. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een weigering van het lidmaatschap onrechtmatig zijn tegen een kandidaat-lid.
De kantonrechter oordeelde in deze zaak dat van dergelijke omstandigheden sprake was. Het belang van het kandidaat-lid om op de kandidatenlijst te blijven staan (waar het kandidaat-lid bijna bovenaan stond en dus op korte termijn in aanmerking zou komen voor een woning) was duidelijk, terwijl het belang van de woningcorporatie bij weigering in dit geval niet heel duidelijk was. De corporatie stelde dat het kandidaat-lid na een vorige huurperiode de woning niet goed had opgeleverd, maar kon die stelling niet goed hard maken. Ook gestelde overlastklachten uit de eerdere huurperiode bleken onvoldoende onderbouwing, omdat het kandidaat-lid indertijd nooit op die klachten aangesproken was. De slotsom van de kantonrechter was dat het aanzienlijke belang van het kandidaat-lid om in aanmerking te komen voor een woning hier zwaarder woog dan het onvoldoende onderbouwde belang van de corporatie bij weigering.
Als u als corporatie een aspirant-huurder wilt weigeren, zult u dus moeten bedenken dat dit weliswaar mogelijk is, maar dat u daarvoor wel een goede reden moet hebben. Het helpt om hiervoor een duidelijk en kenbaar beleid op te stellen.
Indien u hier vragen over heeft kunt u contact opnemen met Rogier Goeman.