Een corporatie die op eigen grond woningen laat bouwen en die gaat verhuren, moet de integratieheffing toepassen. Dat geldt ook voor andere ondernemers die op eigen grond gebouwen laten realiseren en die voor BTW-vrijgestelde doeleinden gaan exploiteren. De integratieheffing houdt in dat de corporatie/ondernemer BTW moet betalen aan de belastingdienst over alle ‘voortbrengingskosten’ van die nieuwbouw. Volgens de Neder-landse BTW-wetgeving moet de integratieheffing ook worden berekend over de waarde van de eigen grond waar de nieuwbouw op wordt gerealiseerd.
Op dit moment loopt er bij het Europese Hof van Justitie een procedure over de vraag of eigen grond wel meetelt voor het berekenen van de integratieheffing.
Op 11 september jl. heeft de Advocaat-Generaal (A-G) van het Europese Hof zijn con-clusie in deze zaak bekend gemaakt. De conclusie van de A-G gaat altijd vooraf aan de uitspraak van het Hof. Vaak neemt het Hof de conclusie over.
Volgens de A-G is de Nederlandse integratieheffing op zich niet in strijd met het EU-recht, en mag de integratieheffing in principe ook worden berekend over de waarde van de eigen grond waarop de nieuwbouw wordt gerealiseerd. Volgens de A-G geldt daarbij wel een belangrijke uitzondering: de waarde van de grond telt niet mee voor de integra-tieheffing als die grond in het verleden door de belastingplichtige al eerder voor dezelfde vrijgestelde bedrijfsdoeleinden was bestemd.
Als het Hof de conclusie van de A-G volgt, heeft dat tot gevolg dat een corporatie die bestaande huurwoningen sloopt en die vervangt door nieuwe huurwoningen geen inte-gratieheffing hoeft te berekenen over de waarde van de eigen grond. Die grond was dan immers al eerder bestemd voor dezelfde vrijgestelde bedrijfsdoeleinden.
Als het Europese Hof deze conclusie overneemt, zou dat voor de corporatiepraktijk dus goed nieuws zijn. Wanneer het Europese Hof uitspraak gaat doen in deze zaak, is nog niet bekend.
Voor meer informatie over dit artikel kunt u contact opnemen met Hans van Doesburg.