De wet beschermt echtgenoten en geregistreerd partners van huurders van woonruimte door aan hen het medehuurderschap toe te kennen zo lang diegene het hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft. Dat heeft een aantal gevolgen. Eén daarvan is dat de medehuurder huurder wordt als de huurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder eindigt.
Medehuurderschap verkregen door ‘huwelijk’?
Ontruiming in kort geding
In een kortgedingprocedure die onlangs speelde bij de Rechtbank Den Haag had X de huur voor haar woning opgezegd en wilde deze opleveren aan haar verhuurder. Dat lukte echter niet, omdat Y weigerde deze te verlaten. X en Y, allebei in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, waren enkele jaren eerder op een consulaat in Nederland gehuwd. Y wilde de woning niet verlaten, omdat hij door dat huwelijk eerst medehuurder zou zijn geworden en door de opzegging van de huur door X vervolgens huurder.
De verhuurder vorderde in kort geding de ontruiming van de woning, omdat Y om twee redenen het (mede)huurderschap niet zou hebben verkregen: (1) Y had al lange tijd zijn hoofdverblijf niet meer in de woning en (2) tussen X en Y was geen voor de Nederlandse wet rechtsgeldig huwelijk gesloten.
In kort geding loopt een (voorzieningen)rechter vooruit op de uitkomst van een bodemprocedure. Om in een kortgedingprocedure een vordering te kunnen toewijzen, moet de rechter er daarom in hoge mate van overtuigd zijn dat de vordering in een bodemprocedure ook toegewezen wordt.
Het oordeel
De zaak was de rechter voldoende duidelijk. Hij was namelijk van oordeel dat het huwelijk tussen X en Y inderdaad geen naar Nederlands recht rechtsgeldig huwelijk was, omdat niet voldaan was aan de formele vereisten voor het aangaan daarvan. De wet (artikel 10:30 BW) bepaalt namelijk dat een huwelijk in Nederland slechts kan worden voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht. De enige uitzondering daarop is de bevoegdheid van buitenlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren om huwelijken te sluiten als geen van de partijen (deels) de Nederlandse nationaliteit heeft.
Nu zowel X als Y de Nederlandse bezaten, was het op het consulaat gesloten huwelijk dus niet rechtsgeldig. Daardoor vond de rechter voldoende waarschijnlijk dat een bodemrechter zou oordelen dat Y geen (mede)huurder was geworden en dat hij de woning zou moeten ontruimen. De vordering van de verhuurder werd dus toegewezen.
Voor vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met Rick van Yperen.