Inmiddels zijn er voldoende onderzoeken waaruit blijkt dat de inkomensgrens van € 33.000,-- en de toewijzingsnorm van 90% in de Nederlandse woningmarkt niet werkbaar zijn. Dit is onder meer aangetoond door onderzoeken van Rigo en ABF. De groep woningzoekenden met een inkomen boven € 33.000,-- komt ernstig in de knel. Daarnaast zijn er regio’s (krimpregio’s) waarin de 90% toewijzingsnorm eenvoudigweg niet haalbaar zal zijn. Er zullen dan volgens de Minister financiële sancties volgen, maar welke is nog volstrekt onduidelijk.
Verder is duidelijk, uit uitlatingen van de Europese Commissie in het Europese Parlement, dat een nationale lidstaat “een grote manoeuvreerruimte” heeft bij het bepalen van de doelgroep voor de sociale huisvesting en de toepassing van het sociale huisvestingssysteem. De rol van de Commissie beperkt zich tot het controleren van de lidstaat op “aperte fouten”. Eenvoudig gezegd, het is de Minister van WWI die in eerste instantie de inkomensgrenzen bepaalt en de toewijzingsnorm, zij het dat de Minister dat wel goed moet kunnen uitleggen aan de Commissie.
Al met al reden genoeg zou men denken voor de Minister van WWI met de Commissie te overleggen over aanpassingen van de grenzen. Onlangs is de beschikking namelijk ook door de Commissie aangepast, toen de Commissie tot de overtuiging kwam dat leningen van de BMG aan woningcorporaties geen onderdeel uitmaken van de staatssteunregeling. Waarom wekt de Minister van WWI echter de indruk dat het tegendeel waar is en hem geen enkele manoeuvreerruimte toekomt? Het is jammer dat het parlementair debat hierover dat op 15 september zou plaatsvinden is uitgesteld!
Voor meer informatie over de inhoud en juridische aspecten van de staatssteunregels kunt u contact opnemen met mr. M.R. de Boer.