Vorig jaar is de Crisis- en herstelwet permanent gemaakt. Daarbij zijn onder meer enkele omgevingsrechtelijke wijzigingen doorgevoerd, die voor de dagelijkse bouwpraktijk van belang zijn. Daarbij is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) gewijzigd. Daardoor is het nu weer mogelijk separaat een omgevingsvergunning te vragen voor planologisch strijdig gebruik en pas later een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Achtergrond wijziging
In de bouwpraktijk was het zowel onder de oude Wet op de ruimtelijke ordening (WRO - zoals die gold tot 1 juli 2008) - als ook onder de daarop volgende Wet ruimtelijke ordening (Wro - vanaf 1 juli 2008) gebruikelijk om eerst een vergunning aan te vragen voor planologisch strijdig gebruik en pas later een bouwvergunning. Daardoor konden in de aanloop naar het project onnodige kosten worden voorkomen. Pas na verkregen vrijstelling werden dan de plannen verder uitgewerkt en een bouwvergunning aangevraagd. De WABO - zoals die op 1 oktober 2010 in werking is getreden - maakte daaraan een eind. De WABO bepaalde namelijk dat voor activiteiten met een onlosmakelijke samenhang één vergunningsaanvraag diende te worden ingediend. Daardoor diende bij een aanvraag voor een project, waarvoor vrijstelling van het bestemmingsplan noodzakelijk was, gelijktijdig een omgevingsvergunning voor het bouwen te worden aangevraagd. Dat maakte planontwikkeling onnodig duur. In het geval dat de ruimtelijke onderbouwing, opgesteld ter onderbouwing van de afwijking van het bestemmingsplan, in rechte niet als genoegzaam werd aangemerkt, waren ook de kosten voor de bouwaanvraag tevergeefs gemaakt. Zoals de kosten voor de architect, de constructeur en legeskosten.
Hoewel de WABO nog steeds eist dat ‘voor activiteiten met een onlosmakelijke samenhang’ één vergunningsaanvraag wordt ingediend, maakt de WABO thans expliciet een uitzondering voor ‘planologisch strijdig gebruik’. Daardoor kan - zoals vroeger het geval was - eerst een uitspraak worden verkregen omtrent de planologische haalbaarheid van een project. Vervolgens kan dan in een later stadium - bij een positief besluit daarover - de planvorming verder worden uitgewerkt.
Mocht bij die uitwerking blijken, dat de vrijstelling ‘voor afwijkend planologisch gebruik’ toch nog enige aanpassing behoeft, dan kan bij afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen, meteen de eerder verleende vergunning worden aangepast. Met deze laatste versoepeling kan een aanzienlijke tijdwinst worden geboekt.
Jos van den Mosselaar