Onvoorziene prijsstijgingen

Het komt vaak voor dat een aannemer wordt geconfronteerd met prijsstijgingen, nadat het werk is opgedragen. Heeft de aannemer dan recht op bijbetaling van de opdrachtgever? Paragraaf 47 van de UAV 1989 kent daarvoor een regeling. Hoe moet die regeling concreet worden ingevuld?

De aanleiding
Een opdrachtgever sluit een overeenkomst met een aannemer voor de aanleg van een provinciale weg. Er is een vaste aanneemsom overeengekomen, waarbij de aannemer wel een voorbehoud heeft gemaakt voor buitensporige prijsstijgingen. De aannemer stelt tijdens de uitvoering geconfronteerd te worden met dergelijke prijsstijgingen van brand- en bouwstoffen.

Het geschil
De aannemer stelt dat de opdrachtgever de extra kosten als gevolg van de prijsstijgingen moet vergoeden. Daarbij baseert hij zich op paragraaf 47 van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken (UAV) 1989. De opdrachtgever meent dat er geen sprake is van kostenverhogende omstandigheden als bedoeld in deze paragraaf. Volgens hem had de aannemer bij het aangaan van de overeenkomst rekening moeten houden met de prijsstijgingen.

De uitspraak
De Raad van Arbitrage komt tot het oordeel dat in het geval een project wordt geconfronteerd met niet voorziene prijsstijgingen van meer dan 5 procent, er sprake is van kostenverhogende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 47, UAV1989. Van een dergelijke prijsstijging is in deze zaak geen sprake en dus wordt de vordering van de aannemer in zijn geheel afgewezen.

Het gevolg
Op grond van het bepaalde in paragraaf 47, UAV 1989 is enkel sprake van kostenverhogende omstandigheden indien het gaat om omstandigheden waarmee de aannemer bij het aangaan van de overeenkomst geen rekening hoefde te houden. Dat zijn bijvoorbeeld omstandigheden die zich zelden of nooit voordoen. Bovendien moeten die omstandigheden de kosten van het werk aanzienlijk verhogen. De Raad heeft zich met deze uitspraak definitief uitgelaten over de vraag wanneer er sprake is van een ‘aanzienlijke verhoging’. De Raad oordeelt dat daarvan sprake is bij een kostenverhoging van meer dan 5 procent van de aanneemsom. De door de aannemer aangevoerde prijsstijgingen moeten daarbij concreet worden gespecificeerd en onderbouwd. Corporaties hebben hiermee een duidelijk handvat in mogelijke discussies met een aannemer over de vraag of de kosten van het werk aanzienlijk zijn verhoogd.

Raad van Arbitrage voor de Bouw, 19 februari 2008, TBR 2009/95

Guus van Galen

Dit artikel is tevens gepubliceerd in Aedes-Magazine 23/2009.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten