Een huurder is wettelijk verplicht zich als goed huurder te gedragen, hetgeen onder meer inhoudt dat hij geen overlast mag veroorzaken. Ook dient hij er op toe te zien dat anderen, die met zijn goedvinden van de woning gebruik maken, geen overlast veroorzaken. Gebeurt dat onverhoopt toch, en treedt de huurder onvoldoende op tegen de door deze derden veroorzaakte overlast op, dan kan de verhuurder de huurder daarop aanspreken. In geval van ernstige overlast kan de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst vorderen, gevolgd door een ontruiming.
In een zaak die speelde bij het gerechtshof Den Haag was sprake van ernstige overlast op straat in de wijk waar het gehuurde zich bevond. Die overlast werd echter niet veroorzaakt door huurder zelf, maar door haar twee inwonende (meerderjarige) zoons. Die zoons kwamen in de wijk veelvuldig in aanraking met politie en justitie en maakten zich schuldig aan belediging, bedreiging, geweldpleging, rijden zonder rijbewijs, baldadigheid en verzet bij aanhouding. De corporatie sommeerde huurder (de moeder) ervoor te zorgen dat de overlast met onmiddellijke ingang zou stoppen. De huurder klopte wel bij politie en jeugdzorg aan voor hulp, maar zonder succes. Omdat de overlast aanhield vorderde de corporatie ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Volgens de corporatie is de huurder op grond van de wet (art. 7:219 BW) aansprakelijk voor het handelen van haar zoons en spande zij zich onvoldoende in om doeltreffende maatregelen te treffen tegen de straatoverlast die zij veroorzaken.
Zowel de kantonrechter als het gerechtshof hebben de vordering van de corporatie echter afgewezen, kort gezegd omdat er een te ver verwijderd verband bestaat tussen de gedragingen van de zoons en het gebruik van het gehuurde door de huurder. Volgens het hof misdragen de zoons zich niet in of vanuit het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten, maar buiten op straat in de buurt of wijk, dat wil zeggen in min of meer ver(der) verwijderd verband van het gehuurde – niet erin, er omheen of er vlak voor. De corporatie heeft volgens het hof niet voldoende geconcretiseerd aangegeven welke redelijkerwijs van de huurder te verlangen maatregelen zij zou hebben moeten nemen, maar heeft nagelaten. De huurder heeft aangegeven weinig invloed te hebben op het gedrag van haar zoons op straat. Volgens het hof heeft de huurder terecht aangevoerd dat het in dit geval te ver gaat om de huurovereenkomst te ontbinden en haar te ontruimen.
Het hof heeft de corporatie als suggestie meegegeven om actie tegen de – inmiddels meerderjarige – zoons zelf te ondernemen, nu daartoe mogelijkheden lijken te bestaan. Dat lijkt hier inderdaad voor de hand te liggen. Middels bijvoorbeeld een straat- of gebiedsverbod zou bewerkstelligd kunnen worden dat de zoons zich gedurende een zekere periode niet meer in de wijk ophouden hetgeen mogelijk ook op langere termijn tot een beëindiging van de overlast in de wijk leidt.
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 27 november 2012, LJN: BY4678
Paul Roks