Wat is de uitspraak?
Een corporatie geeft woningen ‘om niet’ in beheer aan een antikraakbureau. Er zijn plannen de woningen te slopen. De beheerder sluit een bruikleenovereenkomst met antikrakers. Zij betalen maandelijks 150 euro. Omdat de sloop wordt uitgesteld, wil de corporatie de woningen tijdelijk via campuscontracten verhuren. De corporatie zegt de beheerovereenkomst op. De beheerder zegt vervolgens de bruikleenovereenkomsten op, maar de bewoners vertrekken niet. In een kort geding tot ontruiming voeren de antikrakers aan dat zij een reële tegenprestatie leveren, waardoor er sprake is van een huurovereenkomst en huurbescherming. Ook zou hen zijn toegezegd tot aan de sloop te mogen blijven wonen. De voorzieningenrechter acht het onredelijk de corporatie aan deze toezegging te houden. De rechter laat verder in het midden of er sprake is van een huurovereenkomst. Voor zover dit het geval zou zijn, beoordeelt de rechter het als een huurovereenkomst die ‘naar zijn aard van korte duur’ is. Van huurbescherming is dan geen sprake. Omdat rechtsgeldig is opgezegd, wijst de rechter de vordering tot ontruiming toe.
Wat zijn de praktische gevolgen?
Om een beroep op huurbescherming in dit soort situaties te voorkomen is een juiste inhoud van het bruikleencontract nodig. De corporatie of beheerder mag geen te hoge gebruiksvergoeding vragen aan de antikraker en moet duidelijke afspraken maken over de tijdelijkheid van het gebruik en het ontbreken van huurbescherming. De voorzieningenrechter doet geen uitspraak over wat een reële tegenprestatie is, maar een vergoeding van meer dan 150 euro is af te raden. De corporatie moet verder geen toezeggingen doen over de duur van het gebruik. Hierdoor is namelijk in dit specifieke geval in een spoedappel het ontruimingsvonnis toch nog vernietigd. Nu is het wachten of de komende bodemprocedure tot een andere uitkomst leidt en meer duidelijkheid geeft over de toezegging en hoogte van de gebruiksvergoeding.
Rechtbank Amsterdam, 31 mei 2011, LJN: BQ6863
Spoedappel Hof van Amsterdam, 14 juni 2011, (nog) niet gepubliceerd
Tanja de Nijs
Dit artikel is tevens gepubliceerd in Aedes-Magazine 13-14/2011.