In een zaak tussen woningcorporatie Nijestee en een huurder die in zijn woning hennep teelde, gaf de rechter in Groningen op 18 april 2013 de huurder op een aantal punten gelijk. Nijestee is samen met de andere Groningse corporaties aangesloten bij het Convenant Aanpak Thuisteelt van Hennep. Wat betekent deze uitspraak voor de hennepconvenanten elders in het land? We leggen de vraag voor aan Hein Jan ter Meulen advocaat/adviseur bij VBTM-advocaten.
‘Rechter blaast wietconvenant op’, kopten kranten over deze zaak. Klopt dat?
‘Absoluut niet. Corporaties strijden al jaren tegen hennepteelt in hun woningen. Dat doen ze bijvoorbeeld door verbodsbepalingen in de huurovereenkomst en informatieverstrekking aan huurders over de gevolgen van hennepkweek. Ondanks die waarschuwingen komt thuisteelt nog veel voor. Daarom werken gemeenten, energiebedrijven, politie en woningcorporaties in veel regio’s samen en hebben ze hun strijd tegen de teelt vastgelegd in een hennepconvenant. Daarin spreken ze bijvoorbeeld af informatie uit te wisselen en hennepkwekende huurders voor een aantal jaar uit te sluiten van de sociale woningmarkt. Daar moeten ze vooral mee doorgaan. De uitspraak van de Groningse rechter maakt wel duidelijk waar corporaties op moeten letten bij het afsluiten van een hennepconvenant.
Wat is er zo bijzonder aan dit Groningse convenant?
‘Het Groningse convenant stelt dat de huurovereenkomst wordt beëindigd als er hennep wordt gekweekt in een huurwoning van een corporatie. Dat is gebruikelijk en rechtmatig. Ook tegen een wachtperiode voor een nieuw huurcontract heeft de rechter geen bezwaar. Dat heeft de corporatie nodig om een geloofwaardig anti-hennepbeleid te voeren. Maar het Groningse convenant maakt een ongelukkig onderscheid tussen het vrijwillig opzeggen van de huur en het inschakelen van de rechter. Als een huurder ingaat op het voorstel van de verhuurder om zelf de huur op te zeggen, wordt hij voor twee jaar uitgesloten van een volgende huurwoning. Maar als de huurder ervoor kiest om de zaak aan de rechter voor te leggen dan duurt die uitsluiting vijf jaar. Een dergelijke verzwaring kan de indruk wekken dat de corporatie de toegang tot de rechter wil belemmeren. En dat is niet toegestaan. De rechter oordeelde in deze zaak dan ook dat de corporatie de huurder niet met een extra wachttijd mag ‘bestraffen’. De huurovereenkomst werd weliswaar ontbonden maar met de toevoeging dat ook in dit geval de uitsluiting maximaal twee jaar mocht zijn.
Wat is een betere formulering voor dit punt?
‘Het convenant had beter kunnen kiezen voor een uitsluiting van vijf jaar met de toevoeging dat een huurder deze sanctie kan verlichten tot bijvoorbeeld twee jaar indien hij bereid is om zelf de huurovereenkomst op te zeggen. Het resultaat is het zelfde, maar het juridisch onderscheid is belangrijk.’
De rechter gaf de huurder ook gelijk in zijn bezwaar tegen het uitwisselen van zijn gegevens tussen corporaties onderling. De Rechtbank achtte dit in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
‘De rechter oordeelde dat de corporatie steken had laten vallen met de verstrekking van de strafrechtelijke persoonsgegevens van de huurder aan de andere convenantpartners die de rechter als ‘derden’ kwalificeert. Volgens de rechter had de corporatie dit eerst aan het College Persoonsgegevens moeten meedelen. Dit is inderdaad een aandachtspunt. Maar je mag je afvragen of er wel sprake is van het verwerken van strafrechtelijke gegevens als de corporatie zelf heeft vastgesteld dat de huurder het contract heeft overtreden. En zijn de andere convenantpartijen eigenlijk wel als derden te beschouwen? Met andere woorden: in hoeverre is de Wet Bescherming Persoonsgegevens in dit geval van toepassing?’
Bron: website Aedes