Op grond van artikel 7:220 lid 5 BW is een verhuurder verplicht om aan de huurder van een zelfstandige woning, een woonwagen of een standplaats een verhuiskostenvergoeding van € 5.658,-- (prijspeil 1 januari 2013) te betalen als er sprake is van een renovatie als gevolg waarvan een verhuizing naar een wisselwoning noodzakelijk is. De wettelijke regeling over deze verhuiskostenvergoeding roept veel vragen op en de rechtspraak over dit onderwerp is nog lang niet uitgekristalliseerd. Wel komt uit de wetsgeschiedenis en de rechtspraak een aantal uitgangspunten naar voren:
- Een huurder heeft geen recht op een verhuiskostenvergoeding als de verhuizing noodzakelijk is als gevolg van dringende werkzaamheden;
- Het moet gaan om een verhuizing die noodzakelijk is, dat wil zeggen dat de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd wanneer de huurder in de woning blijft. De huurder die zelf kiest voor een wisselwoning, kan dus geen aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding. Uit de rechtspraak blijkt wel dat ook de persoonlijke omstandigheden van de huurder een rol spelen bij het antwoord op de vraag of een verhuizing noodzakelijk is.
- Als de huurder tijdelijk wordt gehuisvest in een wisselwoning en vervolgens weer terugkeert naar de gerenoveerde woning, krijgt hij slechts één maal de verhuiskostenvergoeding;
- De verhuiskostenvergoeding is een tegemoetkoming in de kosten van de verhuizing en herinrichting. Dat betekent dat het een forfaitair bedrag is en geen volledige vergoeding hoeft te zijn voor de door de huurder werkelijk gemaakte kosten;
- Ook eventuele door de huurder zelf gekozen renovatie-opties vallen onder de definitie van ‘renovatie’ als bedoeld in artikel 7:220 lid 2 BW. Als vanwege die door de huurder gekozen opties een verhuizing noodzakelijk is, dan is de verhuurder in beginsel ook verplicht om de verhuiskostenvergoeding uit te keren, tenzij de verhuurder bij het aanbod om deze renovatie-opties uit te voeren uitdrukkelijk een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de verhuiskostenvergoeding;
- Ook als niet de gehele inboedel van de huurder wordt verplaatst, kan er sprake zijn van een verhuizing. Het gaat om de vraag of de huurder tijdens de renovatie (min of meer) in de woning kan blijven wonen. Daarbij is niet van belang hoeveel inboedelgoederen de huurder meeneemt en ook niet of de huurder gebruik maakt van een door de verhuurder ter beschikking gestelde wisselwoning;
- Het is aan de verhuurder om te beoordelen of bepaalde renovatiewerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder dat een verhuizing noodzakelijk is. Een onjuiste inschatting daarvan door de verhuurder, kan niet aan een huurder worden tegengeworpen;
- Ook als de huurder ervoor kiest definitief te verhuizen naar een andere woning, heeft de huurder recht op de verhuiskostenvergoeding mits deze verhuizing noodzakelijk is als gevolg van een renovatie in de oude woning.
Als u vragen heeft over het bovenstaande of behoefte aan ondersteuning bij het opstellen van beleid over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Georgie Geurts.