Op 29 november jl. heeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel “Wet Werk en Zekerheid” naar de Tweede Kamer gestuurd. Het omvangrijke wetsvoorstel is in principe op te delen in drie hoofdzaken:
- Het ontslagrecht;
- De rechtspositie van flexwerkers;
- Wijziging van de WW.
In het onderstaande zal ik per hoofdzaak de belangrijkste wijzigingen toelichten.
Ad 1. Het ontslagrecht.
Uit het nieuwsbericht van de Rijksoverheid blijkt dat het ontslagrecht “sneller, goedkoper en eerlijker” wordt. De wetgever wil een eerlijker ontslagrecht en de werkgever niet -zoals nu het geval is- de keuze laten in de wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkgever kan nu kiezen voor de weg van ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de Kantonrechter of de weg van opzegging van de arbeidsovereenkomst met een vergunning van het UWV. Ontslag om bedrijfseconomische redenen (en na langdurige arbeidsongeschiktheid) gaat voortaan via het UWV. Ontslag om persoonlijke redenen (bijvoorbeeld disfunctioneren, arbeidsconflict) wordt door de Kantonrechter beoordeeld.
In beide trajecten heeft iedereen met een dienstverband dat tenminste twee jaar heeft bestaan recht op een zogenaamde transitievergoeding. Deze transitievergoeding is enerzijds bedoeld als compensatie voor het ontslag en anderzijds om de werknemer met de hiermee gemoeide financiële middelen in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. De transitievergoeding is niet afhankelijk van de leeftijd van de werknemer, maar wel van de duur van het dienstverband. Kortgezegd is de regel: 1/3 maandsalaris per dienstjaar en een 1/2 maandsalaris per dienstjaar dat men langer dan tien jaar in dienst is geweest. De vergoeding is gemaximeerd op € 75.000,- en maximaal een jaarsalaris voor mensen die meer dan € 75.000,- per jaar verdienen. De transitievergoeding is in beginsel altijd verschuldigd. Een van de uitzonderingen betreft de situatie dat sprake is van ontslag vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zoals diefstal. De hervorming van het ontslagrecht wordt - als het wetsvoorstel wet wordt - van kracht per 1 juli 2015.
Ad 2. De rechtspositie van flexwerkers
In het wetsvoorstel wordt de huidige ketenbepaling op de schop genomen. De maximumtermijn van de ketenbepaling wordt teruggebracht van drie naar twee jaar. Op deze wijze stromen werknemers eerder door naar een vast contract. Alleen bij cao kan van het maximale aantal contracten en de maximale duur worden afgeweken. Ook worden de regels betreffende de tussenpoos bij het samentellen van contracten aangepast: deze wordt verlengd van drie naar zes maanden. Op deze wijze hoopt de wetgever oneigenlijk gebruik van de tussenpoos (zoals onder de huidige regeling vaak het geval is) te voorkomen. Ook wordt een proeftijd bij een tijdelijk contract van ten hoogste een half jaar verboden.
De bepalingen uit het wetsvoorstel die zien op de versterking van de positie van flexwerkers treden - indien het wetsvoorstel wet wordt - met ingang van 1 juli 2014 (!) in werking.
Ad 3. Wijzigingen in de WW
De meest in het oog springende wijziging betreft de beperking van de publieke maximale WW-duur: de WW wordt van maximaal 38 maanden stapsgewijs teruggebracht naar 24 maanden. Door de maximale duur te beperken, wordt de WW activerender en sluit de uitkeringsduur ook meer aan op de rest van Europa. Het arbeidsverleden wordt op grond van het wetsvoorstel anders opgebouwd: gedurende de eerste tien jaar wordt per jaar opgebouwd arbeidsverleden een maand WW-duur opgebouwd: daarna wordt voor elk jaar arbeidsverleden een halve maand WW-duur opgebouwd. De stapsgewijze afbouw gaat in per 1 januari 2016.
Ook wordt na zes maanden alle arbeid als passend aangemerkt: iemand die werkloos is zal dus sneller dan nu het geval is op een lager niveau en tegen aan lager loon werk als passende arbeid moeten aanvaarden. Deze maatregel gaat in per 1 juli 2015. Het invoeren van een inkomensverrekening in de WW moet voorkomen dat een werknemer minder gaat verdienen dan als hij in de WW zou zijn gebleven.
Het is nu afwachten wat de Tweede Kamer met het wetsvoorstel, dat voortvloeit uit het Sociaal Akkoord dat het kabinet en de sociale partners begin dit jaar sloten, gaat doen. Zodra hierover ontwikkelingen zijn, houdt VBTM u hiervan op de hoogte.
Voor vragen kunt u terecht bij Poppe Merkus, Gabriëlle Gijsberts en Jeannette Klaarenbeek.