De weldenkende mens: executie van een onherroepelijk vonnis

Verhuurders hebben er regelmatig mee te maken: een executiegeschil. Na een vonnis waarin een vordering tot ontruiming van de woning of bedrijfsruimte is toegewezen en de ontruiming is aangezegd, probeert de huurder de ontruiming met zo’n executiegeschil op te schorten, bijvoorbeeld totdat uitspraak is gedaan in hoger beroep.

181210-afbeelding-mo-vonnis.jpg

Er kunnen echter verschillende soorten vonnissen in zo’n executiegeschil voorliggen: een verstekvonnis, een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis na een procedure met verweer of een onherroepelijk geworden vonnis (de executie van een proces-verbaal nog daargelaten). Neem nu een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 november 2018, ECLI:NL:RBDHA:1028:13750; waarbij ons kantoor betrokken was. Daarin stond een onherroepelijk geworden vonnis centraal. Een onherroepelijk geworden vonnis (dat wil zeggen: er staan geen rechtsmiddelen meer tegen open) mag niet worden geëxecuteerd, indien geen weldenkend mens tot executie over zou gaan, aldus de rechtbank. De vraag is uiteraard: welke toets geldt voor de overige vonnissen?

Vonnis na procedure op tegenspraak

Indien de verhuurder een vonnis op tegenspraak dat uitvoerbaar bij voorraad verklaard is (hetgeen inhoudt dat het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd, ook als hoger beroep wordt ingesteld) ten uitvoer wenst te leggen en de huurder start een executiegeschil, dan geldt dat het vonnis niet ten uitvoer mag worden gelegd indien sprake is van misbruik van recht (artikel 3:13 BW). In welke gevallen daarvan sprake kan zijn, is beschreven in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983 (Ritzen/Hoekstra), te weten: indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan voor de geëxecuteerde, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Een voorbeeld: na het vonnis waarin ontruiming is uitgesproken, ontstaat door een afspraak tussen partijen een nieuwe huurovereenkomst (ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7752).

Verondersteld mag worden dat in een executiegeschil waarin een verstekvonnis centraal staat deze toets lichter is (immers: het vonnis neemt de stellingen van de eisende partij tot uitgangspunt, zonder dat verweer is gevoerd) terwijl de toets bij een onherroepelijk geworden vonnis zwaarder is (immers: er staan geen rechtsmiddelen meer open tegen het vonnis en de uitkomst staat tussen partijen vast). Dat (b)lijkt ook zo te zijn.

Verstekvonnis

Indien de huurder in de procedure geen verweer heeft gevoerd, geldt volgens het gerechtshof ’s-Hertogenbosch een lichtere toets, in die zin dat in meer situaties sprake kan zijn van misbruik van recht. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch formuleert dat in een arrest van 22 september 2015 zo: ‘‘Bij een verstekvonnis kan echter wel eerder dan bij een op tegenspraak gewezen vonnis de conclusie worden getrokken dat naderhand is gebleken van feiten, die - waren zij eerder bekend geweest - naar verwachting tot een andere uitspraak zouden hebben geleid, omdat immers in verstekzaken in beginsel de vordering en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd slechts summierlijk wordt getoetst, doorgaans op eenzijdig door de eiser aangevoerde gronden en zonder dat een partijdebat heeft plaatsgevonden.’’  Het gerechtshof Amsterdam is bij arrest van 24 april 2018 echter terughoudender en neemt ook bij een verstekvonnis Ritzen/Hoekstra tot uitgangspunt: ‘‘Er is geen goede reden om de maatstaf van genoemd arrest van de Hoge Raad niet in beginsel ook bij de tenuitvoerlegging van verstekvonnissen toe te passen.’’  Dat pleit is dus nog niet geheel beslecht, maar de woorden ‘‘in beginsel’’ laten bij een stevige argumentatie wel een opening voor een ruimere maatstaf. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid moet de drempel echter niet te laag komen te liggen en het Amsterdamse gerechtshof heeft daar naar mijn idee meer oog voor.

Een geval waarin de executie van een verstekvonnis geschorst is, is een zaak bij de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2015:7277). De gedetineerde huurder is wegens een huurachterstand gedagvaard en nog voor het vonnis gewezen is, is de achterstand ingelopen, terwijl de rechter daarvan geen kennis had. Tegelijkertijd wist de verhuurder dat de huurder gedetineerd was en heeft de verhuurder de dagvaarding desondanks alleen op het adres van het gehuurde laten betekenen. De rechter oordeelde om voorgaande redenen dat executie van het vonnis misbruik van recht oplevert. Immers, de huurder had geen kennis van de dagvaarding en heeft zich niet kunnen verweren, terwijl de feiten waarop het vonnis gebaseerd was niet actueel waren. Had de rechter van dat feit geweten, dan was de vordering (waarschijnlijk) niet toegewezen.

Onherroepelijk vonnis

Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 13 februari 2018 geoordeeld dat voor onherroepelijke vonnissen een zwaardere/strengere toets geldt. Het hof schrijft: ‘‘Anders dan in HR 22 april 1983, NJ 1984/145 aan de orde was, gaat het in het onderhavige geval echter niet om de vraag of de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, hangende een procedure daartegen in hoger beroep, moet worden geschorst, maar om de vraag of de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, waartegen geen enkel rechtsmiddel is ingesteld en dat in kracht van gewijsde is gegaan, dient te worden geschorst. Reeds die laatste omstandigheid impliceert dat in gevallen als de onderhavige niet wordt toegekomen aan de vraag of zich een juridische of feitelijke misslag in het vonnis voordoet. Omdat in het eerste geval wel een executoriale titel aanwezig is, maar deze nog niet definitief is, terwijl deze in het tweede geval wel definitief vaststaat, is bovendien aangewezen om een strenger en dus (nog) marginaler toetsingscriterium aan te leggen om tot misbruik te (kunnen) concluderen, zoals de in artikel 3:13 lid 2 BW geformuleerde onevenredigheidsmaatstaf, inhoudend dat sprake is van misbruik indien, kort gezegd, geen weldenkend mens in redelijkheid tot die uitoefening had kunnen komen.’’ Kortom: alleen in zeer uitzonderlijke gevallen (geen weldenkend mens zou tot executie overgaan) kan de executie worden geschort. De rechtbank Den Haag heeft dit oordeel in de eerder genoemde uitspraak nu overgenomen (rechtsoverweging 4.1).

In een executiegeschil kan de toetsingsmaatstaf dus verschillen per vonnis waartegen opgekomen wordt. De essentie is echter dat sprake moet zijn van misbruik van recht én dat is op zichzelf al een hoge drempel.

Mocht u als verhuurder worden geconfronteerd met een executiegeschil, neemt u dan vooral contact met ons op. 

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten