Goedkeuring niet-DAEB-investeringen per 1 januari 2021 tijdelijk afgeschaft

Lange tijd was het onduidelijk maar inmiddels heeft de Minister eind 2020 een wijzigingsvoorstel voor de Woningwet ingediend dat meer duidelijkheid geeft over de toekomst van de toestemming voor niet-DAEB-activiteiten.

181214-afbeelding-mo-opiumwet.jpg

Op dit moment is toestemming voor niet-DAEB activiteiten vereist en daarvoor gelden een aantal voorwaarden waaronder de markttoets. Eerder had de Minister al aangekondigd de markttoets te veranderen in een marktverkenning maar tot op heden was dat nog niet gebeurd. 

De Minister heeft onlangs een wetsvoorstel ingediend waardoor per 1 januari 2021 de toestemming voor niet-DAEB-activiteiten volledig is komen te vervallen. Dit betekent dat, vanaf die datum, corporaties woningen kunnen bouwen bestemd voor middenhuur, duurdere huur en koopwoningen. Ook het realiseren van BOG en MOG binnen de grenzen die de Woningwet daaraan stelt, is mogelijk zonder voorafgaande toestemming van de Minister. Dit is een aanzienlijke verruiming van de mogelijkheden voor woningcorporaties om binnen het kader van de prestatieafspraken met de gemeente een uitwerking te geven aan doelstellingen van het volkshuisvestingsbeleid.

Uiteraard mogen deze activiteiten zonder toestemming alleen worden uitgeoefend binnen de kaders die Woningwet stelt. Die kaders betreffen met name beperkingen op het realiseren van BOG en MOG.

Vrijstelling geldt tot 1 januari 2024

De vrijstelling die de Minister nu invoert geldt tot 1 januari 2024. Naar verwachting zal het de Minister niet lukken het wetsvoorstel vóór 1 januari 2021 in te laten gaan. De Minister heeft echter aangekondigd dat wanneer het wetsvoorstel later intreedt de Autoriteit Woningcorporaties (AW) niet zal handhaven. De vrijstelling is dus hoe dan ook van kracht op 1 januari 2021.

Toestemming na 1 januari 2024

Op 1 januari 2024 vervalt de vrijstelling en keert artikel 44c Woningwet, dat de toestemming voor niet-DAEB-activiteiten regelt, in een afgeslankte vorm weer terug. Er zal dus voor activiteiten na 1 januari 2024 weer toestemming moeten worden gevraagd bij de AW. Voor het verkrijgen van toestemming moet dan aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a.         De werkzaamheden moeten noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het volkshuisvestigingsbeleid van de gemeente;

b.         Andere partijen dan de woningcorporatie wensen de voorgenomen werkzaamheden niet te verrichten (de huidige marktverkenning);

c.         De woningcorporatie heeft voldoende vermogen om de activiteiten te kunnen verrichten.

Wat betekent dit in praktijk voor de toekomstige DAEB-activiteiten?

Lopende projecten waarvan de bouwactiviteiten zullen starten na 1 januari 2021 kunnen, naar mijn mening, zonder meer worden gebracht onder de vrijstelling zoals die per 1 januari 2021 van kracht zal zijn.

Blijkens de toelichting op het wetsvoorstel geldt de vrijstelling ook voor investeringsvoornemens van de woningcorporatie die genomen worden tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2024 mits die voornemens door de woningcorporatie openbaar en kenbaar zijn gemaakt. Dat is bijvoorbeeld het geval als het voornemen is vastgelegd in prestatieafspraken, in de dPi, of in het jaarverslag van de woningcorporatie, ook als de uitvoering pas start na 1 januari 2024. De Minister merkt hierover op:

“Hier wordt bewust gekozen voor een laagdrempelige eis om het opstarten van niet-DAEB-projecten te stimuleren. Het is aan de toezichthouder om in concrete gevallen te beoordelen of het voornemen voldoende openbaar en kenbaar is gemaakt. Er zal in gesprek worden getreden met de sector, om op dit punt te komen tot duidelijke en werkbare praktijkafspraken om na 3 jaar een soepele overgang naar het reguliere regime van de marktverkenning te faciliteren.”

Mocht het bovenstaande aanleiding vormen voor nadere vragen of opmerkingen dan kunt u uiteraard te allen tijde contact opnemen met Marco de Boer.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten