Huisvesting van vergunninghouders

Bijna dagelijks valt in de media iets te lezen over de toestroom en het huisvesten van vluchtelingen. De opvangcapaciteit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers staat onder druk. In het Bestuursakkoord[1] dat het Rijk en de VNG eind 2015 hebben bereikt is dan ook mede het belang benadrukt van een vlotte doorstroom van vergunninghouders uit opvangcentra naar (reguliere) huisvesting in gemeenten. Zo hebben in 2015 ruim 28.000 vergunninghouders een woning toegewezen gekregen en moeten gemeenten in 2016 in totaal 43.000 vergunninghouders huisvesten. De (tijdelijke) huisvesting komt grotendeels op woningcorporaties neer. Waar moet een corporatie zoal rekening mee houden bij het huisvesten van vergunninghouders? In dit artikel zal ik kort verschillende wijzen van huisvesting bespreken en zal ik ingaan op diverse maatregelen die het Rijk heeft genomen en nog zal nemen ter stimulering van het huisvesten van vergunninghouders.

huisvesting-van-vergunninghouders.jpg

Verschillende wijzen van huisvesting

Een mogelijkheid is het huisvesten van vergunninghouders in de reguliere sociale woningvoorraad van corporaties. Indien in een gemeente een huisvestingsverordening geldt waarin is vastgelegd dat bepaalde personen voorrang krijgen bij het toewijzen van een sociale huurwoning, wordt deze voorrangspositie onder meer toegekend aan vergunninghouders (ofwel statushouders). De Tweede Kamer heeft echter onlangs ingestemd met een wetswijziging waarmee de voorrangspositie van vergunninghouders wordt afgeschaft. Als deze wetswijziging wet wordt, kunnen gemeenten nog altijd besluiten om vergunninghouders voorrang te verschaffen, maar zijn zij het niet langer verplicht. Andere wijzen van het al dan niet tijdelijk huisvesten van vergunninghouders zijn het bijbouwen van sociale huurwoningen, het ombouwen van leegstaande kantoorpanden of verzorgingstehuizen en tijdelijke verhuur in (woon)units. Zeker bij tijdelijke verhuur is de juiste formulering van de huurcontracten van groot belang.

Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders

Teneinde het huisvesten van vergunningshouders te stimuleren stelt het Rijk tijdelijk met ingang van 1 februari 2016 subsidie beschikbaar voor de realisatie van extra huisvesting voor vergunninghouders. Dit is een onderdeel van het eerder genoemde Bestuursakkoord. Het gaat om een bedrag van € 6.250,00 per vergunninghouder tot een bepaald maximum per ontvanger per jaar. Om in aanmerking te komen voor deze subsidie moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo geldt de subsidie niet voor bestaande woningen, maar alleen voor nieuwbouw en transformatie van panden die geschikt worden gemaakt voor huisvesting. Daarnaast mag de corporatie niet verhuren boven een bepaald maximumbedrag. De maandhuur voor onzelfstandige woonruimte bedraagt € 145,00 (exclusief servicekosten) per vergunninghouder of € 122,50 (exclusief servicekosten) per vergunninghouder als de woning als zelfstandige woonruimte aan meerdere vergunninghouders gezamenlijk wordt verhuurd. De voorwaarden zijn uitgewerkt in de Tijdelijke regeling stimulering vergunningshouders.

Beheer panden van derden

Daarnaast heeft het Rijk met haar Beleidsregel experiment huisvesting vergunninghouders[2] met ingang van 1 december 2015 het werkterrein van toegelaten instellingen dusdanig willen verrijken, dat toegelaten instellingen onder voorwaardendiensten mogen leveren aan bewoners van gebouwen die (bij de start voor minimaal de helft) worden bewoond door vergunninghouders. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan technisch, sociaal en financieel beheer, zoals het schoonmaken van collectieve ruimten en het verrichten van huismeesterswerkzaamheden. De toegelaten instelling treedt in die gevallen dus niet zelf op als verhuurder, maar verleent diensten aan vergunninghouders die woonruimte van een derde huren. Het College van Burgemeester en Wethouders moet hebben ingestemd met de werkzaamheden en daarvoor een (lichte vorm van de) markttoets hebben uitgevoerd om te bekijken of er geen marktpartijen zijn die de werkzaamheden willen uitvoeren.

Wijziging Woningwet

De Woningwet biedt op dit moment echter (nog) geen ruimte voor het verhuren, verbouwen of onderhouden van panden van derden, zoals gemeenten. Op basis van de Woningwet en het Besluit Toegelaten instellingen is het een toegelaten instelling nu slechts toegestaan om vastgoed dat zij in eigendom heeft (of waarvan zij erfpachter is) te verhuren.[3] Zeker ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders bestaat in de praktijk wel behoefte aan het kunnen verhuren van panden van derden. Een wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet[4] moet het dan ook mogelijk maken voor toegelaten instellingen om panden van derden te verhuren, verbouwen of onderhouden. Hiervoor wordt een nieuw artikel 45a aan de Woningwet toegevoegd. De minister kan dan voor de bepaalde duur van 10 jaar toestemming geven aan een toegelaten instelling om woonruimte van derden te verhuren, indien dit uitsluitend ziet op de verhuur aan vergunninghouders. Nadere voorwaarden voor deze verhuur worden nog opgenomen in het BTIV. Zolang het wetsvoorstel niet in werking is getreden is verhuur van panden van derden in principe (nog) niet toegestaan.

 Voor vragen over dit bericht en advies over de contractuele mogelijkheden voor het (tijdelijk) huisvesten van statushouders kunt u contact opnemen met mr. Tanja de Nijs.

[1] Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom d.d. 27 november 2015.
[2] Beleidsregel experiment huisvesting vergunninghouders d.d. 27 november 2015.
[3] Artikel 45 lid 2 onderdeel a van de Woningwet.
[4] Wetsvoorstel 34 404.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten