Regelmatig krijg ik de vraag of een bepaald document (foto’s, video’s, mutaties van de politie of andere verslagen) als bewijs mag worden gebruikt in een procedure bij de kantonrechter om bijvoorbeeld overlast, het niet hebben van hoofdverblijf of onrechtmatige onderverhuur aan te tonen. Om die reden besteed ik in deze weblog aandacht aan een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 mei 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:4584 waarin de toelaatbaarheid van in het geding gebrachte bewijzen uitgelegd staat.
Mag dit stuk gebruikt worden als bewijs in een procedure?
Eerder heeft mijn collega Tanja de Nijs op 26 oktober 2015 in een weblog al aandacht besteed aan het gebruiken van strafrechtelijke stukken in een civiele zaak.
De feiten
In de zaak die aan de kantonrechter in Noord-Holland voorlag, ging het om onrechtmatige Airbnb-verhuur. De verhuurder bracht ter onderbouwing van zijn vordering (ontruiming) een rapport in het geding dat is opgemaakt in het kader van een onderzoek naar sociale zekerheidsfraude. Uit het rapport bleek onder meer dat er Duitse toeristen in de woning waren aangetroffen die stelden de woning via Airbnb gevonden te hebben. De toeristen hebben daarnaast verklaard dat er geen persoonlijke spullen in de woning lagen. Ook waren in het rapport een aantal verklaringen van omwonenden opgenomen. De conclusie van de rapporteur is dat de huurder inkomsten heeft verzwegen en hij niet zijn hoofdverblijf in de woning had.
In de procedure stelt de huurder zich op het standpunt dat de verhuurder gebruik maakt van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat het een stuk betreft dat uit het bijstandsdossier van de huurder afkomstig is en hij dit rapport niet verstrekt heeft en hij hiervoor ook geen toestemming gegeven heeft.
De norm: vrije bewijsleer
De kantonrechter maakt korte metten met dit verweer en oordeelt dat voor uitsluiting van bewijs - als het bewijs al onrechtmatig verkregen is - pas aanleiding is indien sprake is van bijkomende omstandigheden. In dit geval ontbraken bijzondere omstandigheden. Van belang is namelijk (zo volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad) dat het civiele recht de vrije bewijsleer kent (artikel 152 Rv), hetgeen wil zeggen dat bewijs door alle middelen geleverd kan worden, en dat het een algemeen maatschappelijk belang is dat de waarheid in rechte aan het licht komt, welk belang zwaarder weegt dan het belang van uitsluiting van bewijs dat op onrechtmatige wijze is verkregen. De kantonrechter heeft het desbetreffende rapport dus gewoon bij zijn beoordeling betrokken.
Andere voorbeelden
Ik geef twee andere voorbeelden waarin de huurder zich ook op het standpunt stelde dat het (onrechtmatig verkregen) bewijs buiten beschouwing gelaten moest worden. In het eerste voorbeeld kreeg de huurder daarin geen gelijk, in het tweede wel:
- De verhuurder bracht zonder toestemming van de huurder vanaf een hoogwerker gemaakte foto’s in het geding om aan te tonen dat de verhuurde woning in strijd met de overeengekomen bestemming als kantoor gebruikt werd. De kantonrechter Amsterdam betrok deze foto’s gewoon bij zijn beoordeling, omdat de huurder zijn stelling dat het bewijs moest worden uitgesloten had moeten motiveren (Kantonrechter Amsterdam 25 september 2001, ECLI:NL:HTGAMS:2001:AJ0682).
- De verhuurder bracht een onderzoeksrapport van een interventieteam dat zich richt op rechtmatige uitgifte van uitkeringen in het geding om aan te tonen dat de huurder niet zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning hield. Het Hof ’s-Gravenhage laat dit bewijs buiten beschouwing, omdat het interventieteam de bewoonster van de woning waar onderzoek werd gedaan (niet het gehuurde) ernstig onder druk had gezet om de woning te openen (Hof ’s-Gravenhage 31 augustus 2010, ECLI:GHSGR:2010:BR3451). Uit het proces-verbaal bleek dat het interventieteam meerdere keren had aangeklopt en aangebeld en dat de deur pas na lang aandringen werd geopend met de mededeling dat ook iemand van de sociale dienst kon worden gebeld die zij ‘wel binnen moest laten’. Vervolgens gaf de bewoonster toestemming de woning te betreden. Nu de bewoner de toestemming voor het binnentreden onder druk en dus niet vrijwillig gaf, laat het hof hetgeen na het binnentreden is gezegd en waargenomen buiten beschouwing voor de vraag of de huurder zijn hoofdverblijf in het gehuurde had. Het hof overweegt dat niet uitdrukkelijk, maar lijkt van mening dat sprake is van een (onrechtmatige) inbreuk op het huisrecht, om welke reden het hof het daardoor verkregen bewijs buiten beschouwing laat.
In het laatste geval kan de vraag worden gesteld of wel sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat de uitgeoefende druk in het belang van de fraudebestrijding is geweest. In zo’n geval kan dat belang opwegen tegen de (beperkte) inbreuk op de privacy van de bewoner, zodat er een rechtvaardigingsgrond voor het optreden is. Op het oordeel van het hof is dan ook nog het nodige af te dingen.
Het buiten beschouwing laten van het bewijs had overigens geen invloed op de uitkomst: de huurovereenkomst werd ontbonden en de huurder moest de woning ontruimen.
Kortom: slechts bij bijzondere omstandigheden wordt in een procedure ingebracht bewijs, en alleen voor zover dat onrechtmatig verkregen is, buiten beschouwing gelaten. Zo’n situatie komt niet vaak voor.
Heeft u vragen over deze weblog? Neemt u dan contact op met Michael van den Oord.