Ontslag van een commissaris van een woningcorporatie

Sinds 1 juli 2015 kan een commissaris van een woningcorporatie alleen worden ontslagen door de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Ontslag is alleen mogelijk op een van de in de wet genoemde gronden1. Onlangs stond ik een woningcorporatie bij, die een commissaris wilde ontslaan. Daarbij bleek dat de Ondernemingskamer zich –sinds de inwerkingtreding van deze wetswijziging – nog nooit had uitgesproken over een dergelijk verzoek. Dat laat onverlet dat het verzoek tot ontslag door de Ondernemingskamer wel werd ingewilligd (zie hier de uitspraak). 

181219-afbeelding-jm-ontslag.jpg

Verzoek en gronden

Op grond van de wet kan de Ondernemingskamer een commissaris uitsluitend ontslaan indien de commissaris zijn taak verwaarloost, wegens andere gewichtige redenen of wegens een ingrijpende wijziging van omstandigheden. In alle gevallen moet sprake van een zodanige situatie dat ‘aanblijven als commissaris’ redelijkerwijs niet van de corporatie kan worden verwacht. Een verzoek daartoe kan worden ingediend door de toegelaten instelling, vertegenwoordigd door het bestuur of de raad van commissarissen, of door de Minister van Binnenlandse zaken. Voorafgaande aan een dergelijk verzoek kan een commissaris door de raad (of de minister) worden geschorst. De schorsing vervalt indien niet binnen 1 maand na het schorsingsbesluit een verzoek tot ontslag bij de Ondernemingskamer is ingediend.  

Geschil

Het betrof hier een commissaris die door de raad benoemd was op voordracht van de huurdersorganisaties. Ten tijde van de voordracht was de commissaris nog lid van de gemeenteraad; een onverenigbaarheid in de statuten. Voorwaarde voor haar benoeming was dat ze zou terugtreden als gemeenteraadslid. Ingaande haar benoeming was de commissaris dan ook afgetreden als lid van de gemeenteraad. Vrij kort na haar aantreden als commissaris ontstond er onenigheid met de huurdersorganisaties. Enerzijds betrof het daarbij onenigheid tussen de commissaris en een lid van het bestuur van de huurdersorganisaties, op wiens voordracht de commissaris was benoemd; anderzijds bleek de betreffende commissaris zich opnieuw verkiesbaar te hebben gesteld als lid van de gemeenteraad. Pogingen tot bemiddeling door de voorzitter van de raad van commissarissen – tussen huurdersorganisatie en commissaris – onder leiding van een onafhankelijke gespreksleider, leidden niet tot een oplossing. Een en ander leidde ertoe dat de huurdersorganisatie het vertrouwen in de commissaris opzegde.

Hoewel een commissaris zijn taak vervult zonder last of ruggespraak, was de raad van commissarissen toch van opvatting, dat een door de huurdersorganisaties voorgedragen commissaris het vertrouwen van die organisaties dient te hebben en te houden. De raad oordeelde dat de wijze waarop de betreffende commissaris met het conflict met de huurdersorganisaties was omgegaan, een onherstelbare vertrouwensbreuk met de raad had doen ontstaan, als gevolg waarvan de betreffende commissaris niet meer adequaat als commissaris kon functioneren. De raad schorste de betreffende commissaris en verzocht de Ondernemingskamer de commissaris te ontslaan wegens verwaarlozing van haar taak dan wel wegens andere gewichtige redenen.

De Ondernemingskamer

De Ondernemingskamer stelt vast dat in het verzoekschrift is toegelicht waarom de raad van commissarissen van opvatting is dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk, die maakt dat de betreffende commissaris niet langer naar behoren kan functioneren als lid van de raad. De commissaris heeft dat niet bestreden. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer maakt die vertrouwensbreuk dat sprake is van ‘gewichtige redenen’ op grond waarvan van de corporatie redelijkerwijs niet gevergd kan worden de betreffende commissaris te laten aanblijven als lid van de raad. De Ondernemingskamer wordt in dat oordeel nog gesterkt door het feit dat de betreffende commissaris kort voordien ook al besloten had – op termijn – haar functie als commissaris neer te leggen. Volgt ontslag van de betreffende commissaris als lid van de raad met onmiddellijke ingang.  

Conclusie

De Ondernemingskamer had zich voor deze uitspraak nog nooit uitgelaten over wat onder ‘andere gewichtige redenen’ dient te worden verstaan. Ondanks het feit dat dit begrip in meerdere wetsartikelen voor komt. Duidelijk is nu, dat dat begrip in elk geval mede een vertrouwensbreuk omvat.

Bij vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met Jos van den Mosselaar.

____________________

1 Artikel 33 lid 1 Woningwet

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten