De herziene warmtewet is net inwerking getreden maar minister Wiebes van Economische Zaken is al weer een stap verder. Kort voor de Kerst is de minister in een uitgebreide brief aan de Tweede Kamer ingegaan op de contouren van warmtewet 2. Het gaat hier om ingrijpende aanpassingen in de huidige wet die het proces om te komen tot duurzame warmtelevering zouden moeten verbeteren. Wat gaat er zo al veranderen?
Opnieuw ingrijpende wijzigingen warmtewet voorzien
Gemeente krijgt regie
Warmteprojecten komen nu soms moeizaam van de grond omdat regie ontbreekt. De minister wil dat de gemeenten die regisserende rol gaan vervullen. De gemeente kan daartoe een zogenaamde warmtekavel aanwijzen. Vervolgens zal in een transparante selectieprocedure worden nagegaan welk warmtebedrijf in die warmtekavel de leverancier zal zijn. Het warmtebedrijf krijgt dan een publiekrechtelijke aanwijzing van de gemeente.
Warmtebedrijven blijven privaatrechtelijke ondernemingen, maar met een wettelijke taak. Zo krijgt het warmtebedrijf de verplichting om alle afnemers binnen de warmtekavel aan te sluiten op het warmtenet. Deze aansluitplicht zal niet gelden voor de afnemers in het gebied. Binnen de warmtekavel is het warmtebedrijf integraal verantwoordelijke voor zowel verduurzaming als de leveringszekerheid van het warmtenet.
Wanneer het warmtebedrijf onvoldoende presteert, kan de aanwijzing geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken. Iedere aansluiting van de afnemer op het warmtenet zal moeten worden gerealiseerd tegen “efficiënte kosten”.
Tarief aanpassingen en efficiënte kosten
De huidige gasreferentie zal worden losgelaten en daarbij zal het Niet- Meer- Dan- Anders- principe gaan verdwijnen. In het kader van de verduurzaming is het een obstakel dat de prijsstelling onder de huidige warmtewet plaatsvindt vanuit een abstracte referentie, te weten de eigenaar van een woning met een gasgestookte HR-cv ketel.
De minister wil toe naar een tariefsysteem gebaseerd op de efficiënte kosten van de warmteleverancier. Hiermee bedoelt de minister de daadwerkelijk gemaakte reële kosten door de warmteleverancier met een redelijk rendement dat de warmteleverancier mag verdienen. Daarnaast zal een “efficiencyprikkel” worden toegevoegd om het rendement en de kosten van het warmtenet te verbeteren. In het kader van die gedifferentieerde tariefstelling zal naar verwachting ook een verschillend tarief voor huurders van woningen en eigenaren van woningen kunnen worden vastgesteld. Een verschil met de huidige warmtewet is dat er dus grote verschillen kunnen ontstaan tussen tarieven van warmtebedrijven, al naar gelang de kosten en de efficiency die zij in hun warmtekavel weten te behalen.
Verduurzaming
In de warmtewet 2.0 wordt vastgelegd dat in 2050 alleen nog CO2 neutrale warmte mag worden geleverd. De warmteleverancier moet een pad opstellen om te komen tot een verduurzaming. Daarnaast zal de warmtewet regelen dat de investeringen van de warmteleverancier moeten worden afgestemd op dit pad voor verduurzaming.
Leveringszekerheid
De nieuwe warmtewet zal verdergaande eisen stellen aan de leveringszekerheid. Dit blijkt in de praktijk noodzakelijk volgens de minister. De ACM zal veel scherper gaan toetsen of aan die leveringszekerheid wordt voldaan en zo nodig aanwijzingen kunnen geven waaraan de warmteleverancier zal moeten voldoen.
Tijdspad
De minister en de Tweede Kamer willen vaart maken met de introductie van deze warmtewet 2. In de eerste helft van 2020 zal al een concept van de wet via de internetconsultatie worden voorgelegd. De parlementaire behandeling zal plaatsvinden in 2021. Het streven van de minister is de wet in 2022 te gaan invoeren.
Het beeld dat uit de nieuwe wet naar voren komt is dat de warmteleveranciers veel meer een publieke taak krijgen met bijbehorende verplichtingen om de warmtetransitie in Nederland mogelijk te maken. Het is boeiend dat juist een liberale minister het marktfalen op dit terrein erkent. De contouren van deze wetgeving doen enigszins denken aan de regelgeving die op woningcorporaties van toepassing is.
In het slot van de brief maakt de minister melding van een landelijke overlegtafel waarin de ministeries van EZK en BZK samen met VNG, Aedes en warmtebedrijven vooruitlopend op deze nieuwe wetgeving samenwerken aan een landelijk kader. Met dit kader wordt getracht te komen tot een betere vergelijkbaarheid van tarieven en aansluitkosten van de voorgenomen warmteprojecten. In het eerste kwartaal van dit jaar volgen hierover nadere berichten.
Conclusie
De voornemens van de minister lijken een goede stap te zijn in de warmte transitie. Een belangrijke verbetering van de huidige praktijk betreft de aansluitplicht. Nu bestaat er veel onduidelijkheid over de kosten die een warmtebedrijf voor de aansluiting op een warmtenet mag doorberekenen. Zolang er geen aansluitplicht komt staat de gebouweigenaar met lege handen en heeft deze geen keuze dan in te stemmen met de eisen van de warmteleverancier.
Een tariefstelling op basis van efficiënte kosten lijkt een redelijke oplossing voor zowel de leverancier en de gebouweigenaar. Het is afwachten hoe dit verder zal worden uitgewerkt.
Voor vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met Marco de Boer.