Het slopen van woningbezit en de daarbij behorende asbestinventarisatie vraagt een zorgvuldige opstelling. Uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 februari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:1380 blijkt nog maar eens dat zorgvuldigheid in het proces én bij de contractvorming geboden is. Hoewel de adviseur in het voorliggende geval bij de uitvoering van de asbestinventarisatie tekortgeschoten is, leidt dit toch niet tot de verplichting om door de opdrachtgever geleden schade te vergoeden. In dit artikel wordt ingegaan op de uitspraak en de rol van de DNR (algemene voorwaarden voor adviseurs).
Tekortschieten bij asbestinventarisatie leidt niet tot schadevergoedingsverplichting (DNR 2005)
De feiten
Opdrachtgever, een woningcorporatie, had de wens om 329 van haar woningen te slopen en te saneren. Voorafgaand aan het gunnen van deze opdracht aan Reko heeft de opdrachtgever door RPS een asbestinventarisatie type A (zichtbare asbest) laten uitvoeren. Door RPS is – terwijl de woningen nog bewoond waren - een steekproef in 10% van het te slopen woningbezit uitgevoerd. RPS heeft op een aantal adressen in een buis, gebruikt als standleiding in de berging, asbest aangetroffen. In de asbestrapportage is vervolgens uitdrukkelijk opgenomen dat er geen destructief onderzoek is uitgevoerd en dat ten aanzien van een aantal opgenomen locaties een redelijk vermoeden van asbest bestaat zodat een type B inventarisatie vereist is. Opdrachtgever heeft de rapportage gebruikt als aanbestedingsstuk. Daarbij heeft de opdrachtgever in de opdracht de indruk gewekt dat het rapport van RPS representatief was voor de mate van asbest in het volledige te slopen woningbestand.
Reko heeft vervolgens, nadat zij na een aanbesteding de opdracht voor het slopen en saneren van de opdrachtgever kreeg, opdracht gegeven tot het uitvoeren van een type A en B asbestinventarisatieonderzoek. Tijdens de uitvoering daarvan is extra – zichtbaar - asbest aangetroffen (asbesthoudende stelplaatjes in de MUWI-wanden in de bergingen, zie ook het artikel van Cobouw over deze zaak en de toelichting op het systeem). Dit is geconstateerd nadat alle woningen en bergingen leeggemaakt waren en de locatie klaar werd gemaakt voor sloop en sanering.
Tussen opdrachtgever en Reko ontstond daarop een geschil over de extra kosten die het gevolg waren van de aangetroffen asbest. In kort geding is geoordeeld dat opdrachtgever de meerkosten aan Reko moest vergoeden, kort gezegd omdat Reko redelijkerwijs niet behoefde te verwachten dat de aangetroffen asbest zodanig van de bestekstukken zou afwijken en Reko niet hoefde te verwachten dat het saneren van dit extra asbest tot het aangenomen werk behoorde.
Na dit oordeel heeft de opdrachtgever RPS aansprakelijk gesteld, omdat zij niet zou hebben gehandeld als een zorgvuldig handelen adviseur in de zin van de DNR 2005 (artikel 1). RPS zou de asbestplaatjes, die zichtbaar waren, hebben moeten constateren, juist nu uit de bouwtekeningen bleek dat gebouwd was met het MUWI systeem. Opdrachtgever vordert onder meer de vertragingsschade en 10% van de meerkosten voor de aanvullende asbestinventarisatie, die het gevolg zouden zijn van de tekortkoming van RPS.
Het belangrijkste verweer van RPS – zoals later zal blijken - is de dat schade niet voor haar rekening moet komen, omdat het rapport niet is opgesteld als aanbestedingsstuk, maar ‘‘voor het in de toekomst mogelijk aanvragen van een paraplu-vergunning en het informeren van bewoners over de mogelijke aanwezigheid van asbest’’ en zij er ook voor gewaarschuwd heeft dat nader onderzoek zal moeten worden gedaan. De opdrachtgever heeft de asbestrapportage vervolgens zelf (onterecht) als representatief voorgesteld, aldus RPS.
Oordeel van de rechter
De rechtbank oordeelt dat RPS tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichting. RPS had als goed en zorgvuldig handelend adviseur met normale oplettendheid en voor de opdracht vereiste vakkennis en middelen kunnen en behoren te vermijden dat hij direct waarneembare stelplaatjes tijdens de inventarisatie over het hoofd zou zien.
Omdat RPS tekortgeschoten is, beoordeelt de rechtbank vervolgens of zij de schade van de opdrachtgever moet vergoeden. Dit dient te worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 13 – 15 DNR in samenhang met artikel 6:98 BW (toerekening schade naar redelijkheid).
Op grond van artikel 14 DNR 2005 komt slechts directe schade voor vergoeding in aanmerking. Wat kwalificeert dan als directe schade? De rechtbank oordeelt dat moet worden beoordeeld of schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het handelen van RPS (artikel 6:98 BW), omdat DNR 2005 geen nadere omschrijving bevat van wat als directe schade kwalificeert. De rechtbank hanteert deze maatstaf, omdat DNR 2005 in artikel 14 lid 2 slechts aangeeft wat niet tot de directe schade behoort.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de gevorderde schade niet aan RPS, maar aan de opdrachtgever zelf toegerekend kan worden, zodat de schade op grond van eigen schuld (artikel 6:101 BW) voor rekening van de opdrachtgever moet blijven. De rechtbank is van mening dat de opdrachtgever bij de aanbesteding steken heeft laten vallen door (bijvoorbeeld) naar aanleiding van een vraag in de nota van inlichtingen aan te geven dat de rapportages een representatief beeld geven op basis waarvan de inschrijvende partijen de hoeveelheid te saneren asbest moesten schatten. Daarnaast is vervolgens noch in de nota noch in het bestek expliciet opgenomen dat het verwijderen van meer (of ander) asbest tot het aangenomen werk behoort. Onder die omstandigheden is het uitlopen van de werkzaamheden en het geschil met Reko niet aan RPS, maar aan de verkeerde inschatting/voorstelling van opdrachtgever te wijten, zodat de gestelde schade niet het gevolg is van de tekortkoming van RPS en niet kwalificeert als directe schade in de zin van de DNR 2005.
Conclusie
De opdrachtgever loopt in dit geval dus aan tegen eigen onzorgvuldigheid. Daarnaast zou zij wegens onverkort contracteren op grond van de DNR ook zijn aangelopen tegen de beperkingen die daarin zijn neergelegd, zoals de beperking van de schadevergoedingsverplichting tot het bedrag gelijk aan de advieskosten én de beperking van de vergoedingsplicht tot directe schade. Niet alleen leert de uitspraak dat zorgvuldigheid bij het voorbereiden van de aanbestedingsstukken, bijvoorbeeld ten aanzien van asbestinventarisatie geboden is, maar de uitspraak leert ook dat de opdrachtgever de DNR niet onverkort van toepassing moet verklaren. In de overeenkomst kan de opdrachtgever dit ondervangen door op een aantal punten af te wijken van de DNR en bepalingen toe te voegen.
Bij vragen naar aanleiding van dit artikel kunt u contact opnemen met Michael van den Oord.