Op 1 januari 2013 is zowel de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) als de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting (de Regeling) in werking getreden. De WNT regelt naast het maximum-inkomen tevens een maximale ontslagvergoeding van € 75.000,-- en een verbod op bonussen, winstdelingen en andere vormen van variabele beloning. De hoogte van het maximum inkomen voor topfunctionarissen is uitgewerkt in de Regeling en is gekoppeld aan het aantal woongelegenheden van een woningcorporatie. Woongelegenheden zijn woningen, woonwagens en standplaatsen. Vanaf 1 januari 2013 moeten de bezoldigingen van nieuwe topfunctionarissen voldoen aan het in de Regeling genoemde bezoldigingsmaximum.
De WNT kent een uitgebreide overgangsregeling voor afspraken over bezoldigingen die gemaakt zijn vóór de inwerkingtreding van de WNT. Het uiteindelijke doel is echter dat na afloop van deze overgangsregeling de bezoldiging van de topfunctionarissen qua hoogte voldoet aan het maximum van de Regeling. De bezoldiging bestaat uit het loon, de pensioenpremie en de onkostenvergoeding.
Overgangsregeling
Het wetsvoorstel WNT is op 6 november 2011 bij de Tweede Kamer ingediend. De WNT bepaalt dat gemaakte afspraken over de bezoldiging vóór 6 november 2011 gedurende 4 jaar na inwerkingtreding van de WNT worden gerespecteerd. Na deze 4 jaar moet de bezoldiging gedurende 3 jaar afgebouwd worden naar het maximum van de Regeling. Is de bezoldiging tussen 6 november 2011 en 1 januari 2013 gewijzigd dan wordt het met de WNT strijdige deel van de afspraken niet gerespecteerd en valt het strijdige deel niet onder het overgangsrecht. Het deel van de bezoldiging dat al afgesproken was vóór 6 november 2011 valt onder de overgangsregeling (4 jaar plus een afbouw van 3 jaar). Tenslotte wordt een nieuw gemaakte afspraak als gevolg van een indiensttreding, gemaakt vóór datum inwerkingtreding van de WNT gerespecteerd. Hiervoor geldt de overgangsregeling van 4 jaar plus 3 jaar afbouw.
Wijziging bezoldiging na 1 januari 2013
Als partijen na 1 januari 2013 een bezoldiging overeenkomen die hoger is dan de WNT volgens artikel 1.6 WNT toestaat, dan bedraagt de bezoldiging van rechtswege het bedrag dat volgens de WNT ten hoogste is toegestaan (de bezoldiging volgens de Regeling). Betalingen die dat bedrag overschrijden zijn dan onverschuldigd betaald. Het gevolg van deze wijziging in bezoldiging is dat de overgangsregeling vervalt. Nu zal bij de totstandkoming van dit wetsartikel gedacht zijn aan het overeenkomen van een hogere bezoldiging van de topfunctionaris na 1 januari 2013. Wat echter als partijen na 1 januari 2013 overeenkomen dat de topfunctionaris vrijwillig een deel van zijn bezoldiging inlevert en wel voor het einde van de vier-jaarstermijn van de overgangsregeling, waarbij na aanpassing de bezoldiging nog wel hoger is dan het maximum van de Regeling? Geldt deze aanpassing ook als een wijziging waarop artikel 1.6 WNT doelt, waardoor de bezoldiging niet meer mag bedragen dan het maximum van de Regeling?
Noch uit de wettekst of de memorie van toelichting of de site van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (www.topinkomens.nl) volgt dat dat deze aanpassing tot deze gevolgen leidt. Gelet op het doel van de WNT, matiging van de bezoldiging zou er ook aanleiding zijn om te betogen dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn om topfunctionarissen die bereid zijn vrijwillig een deel van hun bezoldiging in te leveren te straffen met de sanctie van artikel 1.6 van de WNT. Navraag bij het Ministerie heeft echter geleerd dat ook deze aanpassing van de bezoldiging wel degelijk tot gevolg heeft dat de overgangsregeling onmiddellijk komt te vervallen en dat op grond van artikel 1.6 WNT de bezoldiging aangepast moet worden tot het maximum dat de Regeling vermeldt.
Afstand doen van bezoldiging
De enige oplossing om dit drastische gevolg te voorkomen bestaat, aldus het Ministerie, uit het eenzijdig afstand doen van een deel van de bezoldiging. Nu is het wel zaak het afstand doen van een deel van de bezoldiging op een goede wijze te regelen, met het oog op mogelijke fiscaal nadelige gevolgen. Het vrijwillig afzien van een deel van het overeengekomen loon kan tot een belastingheffing leiden, indien het loonbestanddeel van de bezoldiging al is genoten nu de werkgever dan gehouden is om loonbelasting in te houden en af te dragen. De enige oplossing is om vóór het moment van het ontvangen van de bezoldiging al af te zien van een deel hiervan dat ook niet betaald wordt. In dat geval behoeft geen loonbelasting ingehouden te worden. Wel is het aan te bevelen een dergelijke regeling schriftelijk tussen werkgever en werknemer overeen te komen en zekerheidshalve ter goedkeuring voor te leggen aan de belastingdienst.
Kortom, het is op korte termijn nog niet eenvoudig om Minister Plasterk tegemoet te komen.
Poppe Merkus
Dit artikel is verschenen in Recht in Huis. Recht in Huis is de nieuwsbrief die VBTM advocaten 4 maal per jaar uitgeeft voor bestaande en toekomstige cliënten. Door deze nieuwsbrief wordt u op de hoogte gehouden van de relevante ontwikkelingen op de rechtsgebieden waarmee woningcorporaties en andere vastgoedbeheerders het meest te maken hebben. U kunt zich voor de Recht in Huis aanmelden door een e-mail te sturen naar hier inzien.