Schorsing van de tenuitvoerlegging: hoe werkt dat?

Nadat een verhuurder een ontbindings- en ontruimingsvonnis heeft verkregen, komt het regelmatig voor dat de huurder de ontruiming wil tegenhouden. Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, wat wil zeggen dat het vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd als hoger beroep wordt ingesteld, moet de huurder daarvoor stappen ondernemen. De huurder kan proberen de ontruiming tegen te houden totdat in hoger beroep op de vordering is beslist. Dat kan door een apart kort geding (executiegeschil) te starten of door tijdens het hoger beroep aan het gerechtshof te vragen de tenuitvoerlegging te schorsen (in een zogenaamd schorsingsincident). Maar wanneer heeft zo’n vordering kans van slagen?

200218-afbeelding-mo.jpg

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 december 2019 de maatstaven in zo’n incident en in een kort geding uiteengezet en gelijk getrokken. Daarbij komt de Hoge Raad (gedeeltelijk) terug van zijn uitspraken van 22 april 1983 (Ritzen/Hoekstra) en 9 april 2004.

Samengevat luidt het toetsingskader als volgt:

a) Schorsing van de tenuitvoerlegging is alleen mogelijk als er omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat het belang van de gedaagde bij het niet-uitvoeren van de uitspraak totdat in hoger beroep op de vordering is beslist (lees: bij behoud van de bestaande toestand) zwaarder weegt dan het belang van de eiser bij tenuitvoerlegging.

b) Daarbij blijft de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing, met dien verstande dat een kennelijke misslag in het vonnis wel bij de beoordeling kan worden betrokken.

c) Wanneer de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is gemotiveerd moet de eiser, tenzij sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis, nieuwe feiten of omstandigheden naar voren brengen die zich pas na de uitspraak in eerste aanleg hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat de tenuitvoerlegging wordt geschorst, omdat die feiten nog niet bij de beoordeling zijn betrokken. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad niet is gemotiveerd, geldt de onder a) genoemde maatstaf.

d) Schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan. Als de verliezende partij niet in hoger beroep is gegaan en de termijn daarvoor is verstreken, staat de uitspraak tussen partijen vast (gezag van gewijsde). De mogelijkheden om de tenuitvoerlegging te schorsen zijn dan veel beperkter: dit kan alleen als tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. In de lagere rechtspraak is deze toets uitgewerkt door te bepalen dat sprake is van een zeer marginale toets, wat betekent dat zo’n uitspraak alleen niet mag worden geëxecuteerd als geen weldenkende mens tot executie zou overgaan (zie hierover mijn weblog van 10 december 2018).

Een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging slaagt dus niet zomaar. Het is aan de huurder om feiten en omstandigheden aan te dragen. Als de rechter heeft toegelicht waarom de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, dan ligt de drempel voor de huurder extra hoog.

Een voorbeeld: Rb. Amsterdam 20 januari 2020

De vorderingen van een eigenaar van een woning tot ontruiming en betaling van een geldsom van € 4.315,20 zijn toegewezen. In het vonnis is de uitvoerbaar bij voorraadverklaring niet gemotiveerd. In dit executiegeschil verweren de oorspronkelijke gedaagden zich niet tegen de ontruimingsvordering, omdat zij de woning ontruimd hebben. Wel voeren zij verweer tegen betaling van de geldsom. Zij zijn ook in hoger beroep gegaan en hebben daarvoor een spoedappel ingesteld.

Welke feiten en omstandigheden brengen de oorspronkelijke gedaagden in dit executiegeschil naar voren? De gedaagden zijn niet ter zitting verschenen, omdat zij de oproep voor de zitting niet zouden hebben ontvangen (tijdens de rolzitting waren zij wel verschenen). Daarnaast verklaart een ter zitting verschenen getuige dat de geldsom niet verschuldigd is omdat de bedragen steeds contant zijn betaald. Dat wordt gemotiveerd betoogd.

De voorzieningenrechter besluit op basis van deze feiten, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad, de tenuitvoerlegging te schoren. De voorzieningenrechter vindt het niet onaannemelijk dat gedaagden de oproep voor de zitting niet hebben ontvangen omdat het niet uit te sluiten is dat de wederpartij de post uit de brievenbus verwijderd heeft. De spanningen tussen partijen waren namelijk hoog opgelopen (inclusief contactverbod) en eiser had een sleutel van de brievenbus. De verklaring van de getuige kwam daarnaast op de voorzieningenrechter consistent en geloofwaardig over. Die feiten maken dat de oorspronkelijke gedaagden er groot belang bij hebben om hun argumenten aan de hoger beroepsrechter voor te leggen voordat zij tot betaling van het aanzienlijke bedrag worden gedwongen. Bij die beslissing speelt een rol dat er een spoedappel loopt en dat de oorspronkelijke eiser niet had gesteld welk specifiek belang hij bij onmiddellijke tenuitvoerlegging had. Het belang van de oorspronkelijke gedaagden weegt volgens de voorzieningenrechter dan zwaarder, mede gelet op de aanvullende feiten en omstandigheden.

Heeft u hierover vragen of loopt u aan tegen een executiegeschil of opgeworpen incident, neemt u dan gerust contact op met Michael van den Oord.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten