Binnenkort buigt de Eerste Kamer zich opnieuw over de Wet Kwaliteitsborging Bouwen. Het valt te hopen, in het belang van de kwaliteit in de bouw, dat het wetsvoorstel wordt aangenomen. De afgelopen weken uitten enkele hoogleraren weer kritiek op het wetsvoorstel. Zij richten zich echter op randverschijnselen en verliezen de kern uit het oog. In een recente ingezonden brief heeft ook aannemersfederatie AFNL duidelijk gemaakt dat zij het wetsvoorstel ondersteunt.
Wet Kwaliteitsborging, nu tijd voor actie
Waar gaat het om?
De Wet Kwaliteitsborging beoogt de kwaliteit van een gebouw en het bouwproces te verbeteren.
Dit gebeurt allereerst door invoering van een nieuw stelsel voor de kwaliteitsborging bestaande uit een afgewogen mix van publieke en private componenten. Verder wordt de positie van de opdrachtgever ten opzichte van de aannemer versterkt.
Het wetsvoorstel is in 2017 in de Eerste Kamer gestrand. Die vond toen de positie van de gemeente in het geamendeerde wetsvoorstel en de gevolgen van de gewijzigde aansprakelijkheid van de aannemer niet duidelijk genoeg, waarop toenmalig minister Plasterk de wet niet in stemming bracht.
Wat is er sindsdien gebeurd?
De rol van de gemeente en de relatie met de private kwaliteitsborger in het bouw- en woningtoezicht is inmiddels nader uitgewerkt in een bestuursakkoord. Dit akkoord geeft een verdeling tussen dit publieke en private toezicht. Verder biedt het een kader voor marktpartijen en overheid om die verdeling in de praktijk uit te werken, inclusief waarborgen, proefprojecten en een evaluatiemoment medio 2020.
De Minister toetst dan of het verantwoord is het stelsel per 1 januari 2021 in te voeren.
Hoe wijzigt de aansprakelijkheid van de aannemer?
De aansprakelijkheid van de aannemer voor verborgen gebreken is nu geregeld in de UAV 2012 die in de praktijk veelvuldig worden gebruikt in plaats van het huidige Burgerlijk Wetboek.
De bestaande verborgen gebrekenregeling, houdt in dat de aannemer na de oplevering niet aansprakelijk is voor de kwaliteit van het werk, tenzij er sprake is van een verborgen gebrek.
Onder een verborgen gebrek wordt verstaan, een gebrek dat tijdens de uitvoering van de bouw of bij de oplevering niet door de opdrachtgever kon worden waargenomen.
In de juridische literatuur zijn de meeste schrijvers het erover eens dat toezicht van de opdrachtgever ten onrechte de prestatieverplichting van de aannemer ernstig beperkt.
De huidige regeling leidt bovendien tot veel geschillen over de vraag of de opdrachtgever het gebrek eerder had kunnen of moeten opmerken. Daarbij is het opmerkelijk dat de huidige regeling eraan voorbij gaat dat de aannemer het gebrek eerder had kunnen of moeten opmerken én vervolgens herstellen, gezien zijn expertise en zijn aanwezigheid op de bouw. Uit een onderzoek van het Instituut voor Bouwrecht blijkt dat de aannemer via deze regeling zijn aansprakelijkheid voor hem toerekenbare fouten en gebreken in het bouwwerk veelvuldig kan ontlopen. Recent onderzoek van Vereniging Eigen Huis uit juni 2018 toont aan dat het aantal gebreken bij oplevering van woningen met 40% is gestegen ten opzichte van de crisisjaren.
Het wetsvoorstel bepaalt dat de aannemer gewoon aansprakelijk is voor gebreken in het werk, die hem zijn toe te rekenen. Hiermee vervalt dus de discussie of de opdrachtgever die gebreken bij de oplevering of tijdens de bouw had kunnen waarnemen.
Is dit niet onredelijk voor de aannemer?
Nee, want het algemene principe in het Burgerlijk Wetboek is dat een partij die een prestatie levert altijd aansprakelijk is voor hem toerekenbare fouten en tekortkomingen. Die regeling geldt straks dus ook voor aanneming van bouwwerken.
Vanuit de aannemersfederatie (AFNL) is er steeds op gewezen dat het wetsvoorstel juist aansluit bij hun streven borg te staan voor de kwaliteit van het werk van de aannemer en het daarbij behorende vakmanschap. Het wetsvoorstel biedt bonafide bouwbedrijven, die instaan voor de bouwkwaliteit, de kans om zich te onderscheiden aldus AFNL.
Sommige partijen aan aannemerszijde zijn bang dat het wetsvoorstel ertoe zal leiden dat de opdrachtgever tijdens de bouw en bij de oplevering achterover gaat leunen vanuit de gedachte dat hij net zo makkelijk pas achteraf gebreken kan melden. Dit is niet aannemelijk. Een opdrachtgever heeft er, in tegenstelling tot de aannemer, geen enkel belang bij om eventuele gebreken pas achteraf te signaleren. Herstel achteraf geeft altijd meer overlast, is duurder en de oplossing is veelal minder geslaagd dan wanneer dit veel eerder in het proces was uitgevoerd. In de nieuwe regeling kan de opdrachtgever dus nog steeds toezicht blijven houden, maar zonder dat hij daarmee ten onrechte aansprakelijkheid naar zich toehaalt.
Wat is de kritiek?
De kritiek van enkele hoogleraren op het wetsvoorstel richt zich vooral op het deel dat gaat over evenwicht tussen het publieke toezicht en de private kwaliteitsborging. De een vindt dat er een grotere rol moet zijn voor de markt en minder overheidsbemoeienissen. De ander vindt dat er juist minder privaat moet worden geregeld en de positie van de overheid verder moet worden versterkt en maakt zich zorgen over de positie van de architect in het wetsvoorstel.
Beiden komen tot dezelfde conclusie: de wet nu niet aannemen maar eerst verder studeren. Het is echter een illusie te denken dat verder studeren tot een betere oplossing leidt.
Het valt te hopen dat de Eerste Kamer zich nu realiseert dat de bezwaren die bij het toezicht werden gezien met het bestuursakkoord zijn weggenomen en dat niet alleen de opdrachtgevers maar ook veel aannemers de aangescherpte aansprakelijkheid wenselijk vinden en dat snel zal worden ingestemd met dit wetsvoorstel.
Dit artikel is gepubliceerd in Cobouw op 26 maart 2019
- door Marco de Boer