Woonzorgcomplexen; woongelegenheden of maatschappelijk vastgoed?

Alweer enige tijd geleden is de Woningwet in werking getreden. Deze wet maakt een onderscheid in (onder andere) woongelegenheden en maatschappelijk vastgoed. In mijn praktijk wordt regelmatig de vraag gesteld waar woonzorgcomplexen onder vallen; woongelegenheden of maatschappelijk vastgoed. Tijd dus om daar een artikeltje aan te wijden.


190325-afbeelding-pk.jpg

Om met maatschappelijk vastgoed te beginnen; woonzorgcomplexen (ook als deze bestemd zijn voor intramurale zorg) worden in de Woningwet niet aangemerkt als gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming. Wat in de Woningwet wordt gerekend tot gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming is limitatief opgesomd in Bijlagen 3 en 4 van het BTIV. Te denken valt daarbij aan hospices, blijf-van-mijn-lijf huizen, buurthuizen en gemeenschapscentra. Woonzorgcomplexen staan daar niet bij.

De vraag is dan waar woonzorgcomplexen wél onder vallen. Als het een woonzorgcomplex betreft, bestaande uit zelfstandige woningen die aan de bewoners worden verhuurd, is het antwoord eenvoudig. In dat geval bestaat het woonzorgcomplex uit woongelegenheden die zijn bestemd voor de verhuur. De hoogte van de huurprijs bepaalt dan of het verhuren van die woongelegen tot een DAEB-activiteit (gereguleerde sector) of tot een niet-DAEB-activiteit (geliberaliseerde sector) gerekend moeten worden. Als het een woonzorgcomplex betreft bestemd voor verblijf op basis van intramurale zorg dan is het antwoord wat ingewikkelder. De Woningwet kent namelijk een specifieke vorm van woongelegenheden, namelijk woongelegenheden anders dan bedoeld voor de verhuur. Blijkens de wetgever wordt daarmee bedoeld “woonruimten waar wonen en zorg geïntegreerd zijn. Bij deze woonruimten is normaliter geen sprake van een huurcontract. Hierbij kan worden gedacht aan woonruimten in woonzorgcomplexen, die op basis van de AWBZ (thans Wlz) worden geïndiceerd/toegewezen, in verband waarmee de bewoner bijdraagt in de kosten van het wonen en de zorg (integrale intramurale woonzorg-diensten).”  Woonzorgcomplexen bestaande uit verblijfseenheden bestemd voor intramurale zorg worden dus in de Woningwet gezien als woongelegenheden, anders dan bedoeld voor de verhuur. Dit soort woonzorgcomplexen worden altijd gezien als een DAEB-activiteit.

Dat woonzorgcomplexen worden gezien als woongelegenheden, al dan niet bestemd voor de verhuur, en niet als een gebouw met een maatschappelijke gebruiksbestemming, heeft juridische consequenties. Voor beiden gelden namelijk andere regels bij verkoop. Voor de woongelegenheden, al dan niet bestemd voor de verhuur gelden dan de verkoopregels voor corporatiewoningen. Voor gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming geldt een minder zwaar regime. Als u een woningcorporatie bent en verkoopplannen heeft, ben daar dus op bedacht.

Voor meer informatie over dit artikel kunt u contact opnemen met Pieter Kok.

Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten