Hof Den Haag: gastouderschap in huurwoning mag niet!

Een verhuurder van woonruimte hoeft niet te accepteren dat zijn huurder de woning gebruikt om hierin als gastouder kinderen van derden op te vangen. Dit levert een tekortkoming op die kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Dat heeft het Gerechtshof Den Haag bepaald in haar arrest van 14 april 2015.

In deze zaak stond vast dat de huurder (zonder toestemming van de verhuurder) als gastouder, tegen betaling, kinderen van derden in de woning opving. Toen de verhuurder hiermee bekend raakte, sommeerde die de huurder om het gastouderschap vanuit de woning te beëindigen. De huurder gaf hier geen gevolg aan, waarna de verhuurder een procedure startte bij de kantonrechter.

De verhuurder baseerde zijn vorderingen kort gezegd op de volgende twee bepalingen in het huurcontract: “Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van huurder en de leden van zijn gezin.” en “Het is huurder verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming in het gehuurde een bedrijf of nering uit te oefenen (….).”. Dit zijn gebruikelijke bepalingen die in vrijwel ieder huurcontract zijn opgenomen. De huurder verweerde zich kennelijk (o.m.) met de stelling dat de verhuurder in redelijkheid niet kon weigeren om (alsnog) toestemming te verlenen. De verhuurder ving bot bij de kantonrechter.

In hoger beroep heeft de verhuurder alsnog gelijk gekregen. Het hof stelt voorop dat partijen in de huurovereenkomst duidelijke afspraken hebben gemaakt over de bestemming van de woning en het niet uitoefenen van een bedrijf daarin. Het hof verstaat onder gebruik “ten behoeve van huurder en de leden van zijn gezin” niet het gebruik door een huurder als gastouder ten behoeve van de opvang van één of meer kinderen van derden. En voor een dergelijk gebruik was volgens het hof toestemming van de verhuurder vereist. Het hof oordeelt verder dat de verhuurder er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat het gehuurde wordt gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor het is verhuurd. Bovendien dient de verhuurder, aldus het hof, te waken voor (potentiële) overlast voor omwonenden. Het in de woning (in casu een bovenwoning) structureel opvangen van kinderen van derden, naast eigen kinderen, vergroot het risico op overlast. Het hof vindt voorts dat de verhuurder er belang bij heeft onwenselijke precedentwerking – door het toestaan van bedrijfsmatige en potentieel overlast gevende activiteiten in een huurwoning met een woonbestemming – te voorkomen. Deze belangen acht het hof zwaarwegend, ook indien de huurder diens oppasactiviteiten zou beperken tot een bepaald aantal kinderen of uren.

Kortom: volgens het hof handelt de verhuurder niet onredelijk door zich te beroepen op de contractuele bepalingen. Mijns inziens een terechte uitspraak én een waarschuwing aan huurders die zich bezighouden met bedrijfsmatige activiteiten in hun huurwoning of het voornemen daartoe hebben.

Indien u vragen heeft over de mogelijkheid om juridisch op te treden tegen bedrijfsmatig gebruik van huurwoningen kunt u contact opnemen met mr. Paul Roks.


Pagina printen:Printen
Relevante nieuwsberichten